‘Je bent er niet met een goed ontwerp’

Interview met Jean Eigeman, kartrekker van programma Omgeving ontmoet Omgevingswet

Tekst: Reinoud Schaatsbergen

‘Overheden en organisaties kunnen goed gebruik maken van de kennis, kunde en werkkracht van de hele samenleving’

Na meermaals uitstellen moet de Omgevingswet nu eindelijk op 1 januari 2022 ingaan. Daar komt nogal wat bij kijken. Daarom werd in 2017 door DuurzaamDoor een programma in het leven geroepen om de essentie van de wet invulling te geven: Omgeving ontmoet Omgevingswet. Een interview met de kartrekker van dit programma, Jean Eigeman, toont de vooruitgang die is geboekt.

Jean Eigeman is zelfstandig adviseur met decennialange ervaring op gebied van een duurzame leefomgeving, onder andere in de Eerste Kamer, als wethouder in de gemeente Culemborg en als bestuurlijk moderator van de Vereniging Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling (GDO). Zijn bestuurlijk politieke werk schurkte telkens tegen het vlak van de Omgevingswet aan. Zo kwam het bekende project EVA-Lanxmeer (Culemborg) in zijn termijn tot stand, waarin veel gebruik werd gemaakt van het denkvermogen van burgers.

De drie lijnen bij de uitvoering van de Omgevingswet

De aanpak van de Omgevingswet kent drie hoofdlijnen. Eigeman zet ze uiteen:

  • Digitalisering – “Voor burgers moet er openbare informatie beschikbaar worden, maar ook de communicatie tussen overheden wordt verder gedigitaliseerd. We zitten nu middenin die complexe opgave, waar ook privacy- en veiligheidskanten aan zitten.”
  • Regelgeving – “Er worden 26 wetten en juridische regelingen samengevoegd tot 1. Dat heeft niet alleen landelijk, maar ook op lokaal niveau gevolgen voor de regels. Daarvoor moet nog veel veranderen.”
  • Cultuur – “Hier ligt vooral een interne uitdaging. Binnen organisaties moeten de verschillende disciplines beter met elkaar gaan communiceren. Denk aan handhavers en ontwerpers, die zijn ontzettend verschillend, maar moeten toch samen gaan optrekken. Bovendien moet indalen dat bewonersinitiatieven een gelijkwaardige plek verdienen en daar moet de overheid actief ruimte voor maken.

Eigeman kreeg in 2010 via GDO een klankbordfunctie bij RVO om de rol van gemeenten te vertegenwoordigen in het kennisprogramma DuurzaamDoor (zie kader onderin). Vanuit zijn ervaring heeft Eigeman breed zicht op de verschillende kanten van de nieuwe wet. En dat is nogal wat, aldus Eigeman: “De Omgevingswet gaat niet alleen over fysieke veranderingen. Het is ook sociaal, want je bent met gedragsverandering bezig. We moeten er echt met elkaar voor gaan zorgen.”

Van inspraak tot invloed Het programma ontstond uit een advies van Eigeman dat in beeld bracht in welke mate de invoeringsactiviteiten van de Omgevingswet gebruikmaakten van sociale innovatie. “Wat opviel tijdens dat onderzoek, is dat vooral de kant van initiatiefnemers – de burgers – onderbelicht is in het invoeringsproces van de Omgevingswet”, aldus Eigeman. “Een constatering in het rapport was dan ook: het agendavoerend vermogen van de burgers moet worden verbeterd.”

De Omgevingswet pleit voor meer ruimte voor initiatieven van ‘onderop’. We zien dat gelukkig steeds vaker gebeuren, maar volgens Eigeman komen we ook van ver. “Het idee van de Omgevingswet bestaat al sinds het begin van deze eeuw. Eerst werd vooral gericht op het verkrijgen van inspraak van burgers, mede om langdurige trajecten te voorkomen door mensen aan de voorkant te betrekken. In de loop van het proces zijn er dingen veranderd. Nu denken we na over hoe mensen zelf de ruimte krijgen om een bouwproject te realiseren, of invloed te uiten om de inrichting van hun leefomgeving.”

Het advies van Eigeman is in een clinic met maatschappelijke initiatieven, gemeenten en wetenschappers verder uitgediept met als resultaat in 2018 de start van Omgeving ontmoet Omgevingswet.

Het programma is gestoeld op de belangrijkste conclusie van Eigemans rapport: meer ruimte voor de burger. “In de Omgevingswet staat dat iedereen een eigen verantwoordelijkheid heeft voor de kwaliteit van zijn omgeving”, aldus Eigeman. “Dat betekent dus ook dat men in staat gesteld moet worden die verantwoordelijkheid te kunnen nemen.”

Landelijke initiatieven Dat doel is uiteengezet onder vier partners: Kracht in Nederland, De Coöperatieve Samenleving, GreenWish en CNME Maastricht. “Aan hen vroegen we: organiseer verspreid over het land een soort regionale living labs, waarin de vragen die leven bij initiatieven worden beantwoord”, vertelt Eigeman. “Er zijn zes bijeenkomsten georganiseerd. Bijvoorbeeld in de Bommelerwaard, waar het opwekken van windenergie voor het gebied op slimme wijze van onderop georganiseerd wordt.”

Een ander voorbeeld waar Eigeman bij stilstaat, is het Rotterdam Makers District. “Samen met MAEX [een online platform voor sociale ondernemingen, red.] en de gemeente Rotterdam werd gekeken hoe grootse ontwikkelingsplannen van een Chinese investeerder binnen het kleinschalige karakter van de wijk konden landen. Inclusiviteit was daar een belangrijk gegeven.” De uitwerking van dit project is hier te lezen.

In 2019 werd het programma verder versterkt door de samenwerking met meer specifieke groepen. Denk aan de P10, een samenwerkingsverband van grote plattelandsgemeenten, maar ook met een groep kunstenaars om over de denkkracht en het ontwikkelvermogen van inwoners te praten. Laatstgenoemde gebeurde in een burgermasterclass in Eindhoven, waar de rollen werden omgedraaid: gemeenten kregen les van burgers. Lees meer over deze masterclass op pagina 5 van deze editie.

DUURZAAMDOOR

Het programma DuurzaamDoor van het RVO brengt partijen bij elkaar om aandacht te leggen op een groene en duurzame economie. Het programma startte in 2008 vanuit een stuurgroep bestaande uit het Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten. In een volgende iteratie van het programma voegden zich daar ook ondernemers, onderzoekers, onderwijs en burgers bij. De derde iteratie van DuurzaamDoor start in 2021 en loopt tot 2024. In dat traject worden de concrete resultaten van de voorgaande jaren uitgewerkt.

‘Er zijn veel mogelijkheden als je samen met burgers optrekt om de leefomgeving te verbeteren in brede zin’

Conclusies De initiatieven uit 2018 en 2019 leverde veel stof tot nadenken op, aldus Eigeman. Je leest enkele daarvan in de interviews van dit digitale magazine. Eigeman noemt alvast de belangrijkste conclusies:

“Als eerste: het aanboren van nieuwe methodieken. Er zijn veel mogelijkheden als je samen met burgers optrekt om de leefomgeving te verbeteren in brede zin. Ik bedoel dus niet alleen huizen, straten en parken, maar ook nadenken over de gezamenlijkheid in een wijk en aansluiting zoeken bij mensen die niet voor deze materie geleerd hebben.”

“Ten tweede blijft het belangrijk om samen na te denken over iets wat ik ‘publieke didactiek’ noem. Overheden, maar ook maatschappelijke organisaties, spelen een rol bij het vormgeven van de samenleving. Dat is nooit klaar. Zij doen dit op basis van leerprocessen waarbij je goed gebruik kunt maken van de kennis, kunde en werkkracht van de hele samenleving.”

“Een derde uitkomst is wellicht wat persoonlijk: er is aandacht gekomen voor vorm, kleur en smaak. We zitten met overheden vaak in de hoek van het saaie geregel, beperkingen en vinklijstjes afwerken. Die kant is niet onbelangrijk, maar heeft vaak de overhand. Met dit programma zochten we de creativiteit op, van tekenen en beelden maken tot muziek, bij wijze van. Prikkel mensen om van die technieken gebruik te laten maken.”

Eigeman staat ook kort stil bij de complexiteit van de opgave, wat hem betreft de ‘belangrijkste uitkomst’: “Alle inspanningen moeten in 2030 samenvallen. Zover kunnen we nauwelijks vooruit kijken, behalve misschien met een goed glas wijn bij een kampvuur, maar er moet ook gewerkt worden. In de komende jaren moeten er veel inspanningen worden geleverd door enerzijds de regelgevers en anderzijds de praktische beroepen. Die moeten gaan leren om samen te werken. Dat is eigenlijk de conclusie voor het hele verhaal: je bent er niet met een mooi ontwerp, je moet het ook uit kunnen voeren.”

Geen eenrichtingsverkeer Als het aan Eigeman ligt, vinden de resultaten in dit digitale magazine gauw een weg naar het bureaublad van overheden en zelfs de politiek. “Ik zou het fantastisch vinden als er enthousiasme gaat ontstaan bij bestuurders met politieke verantwoordelijkheid, dat zij een uurtje de tijd nemen om een stukje uit dit magazine te lezen. Of een podcast te luisteren en dan denken: hier moet ik iets mee. Ik hoop dat we daarmee de samenwerking tussen de overheidslagen en mensen van verschillende disciplines kunnen bevorderen.”

Eigeman stipt ook het buzzword ‘integraliteit’ aan, iets waar men volgens hem de mond vol van heeft, zonder dat het werkelijk wordt toegepast. “We blijven maar het woord integraal op hokjes plakken, waardoor uiteindelijk niks integraal is. We moeten nu oog krijgen voor alle delen van het proces en hoe die samen een geheel kunnen opleveren. Ik denk na veertig jaar werken aan de publieke zaak dat vooral bestuurders daarin een belangrijke rol moeten spelen.” Toch is het geen eenrichtingsverkeer, benadrukt Eigeman. “Je kunt lastig volhouden dat alleen de overheid aan zet is. Inwoners gaan ook zelf wat moeten doen. Dat zie je ook in het programma terugkomen.”

Dat het programma zoden aan de dijk gaat zetten, daar twijfelt hij niet aan. “Ik heb in de laatste vijf à zes jaar zoveel nieuwe mensen ontmoet uit onverwachte hoeken. Waanzinnig leuke mensen die erg gemotiveerd zijn om de samenleving veiliger, gezonder en groener te maken. Wat dat betreft ben ik absoluut niet pessimistisch over de toekomst.”

‘We blijven maar het woord integraal op hokjes plakken, waardoor uiteindelijk niks integraal is’