Kenniskaart Mijn Leefomgeving zet bewoner in zijn kracht

Interview met Jan Heijns, projectleider bij Het Groene Brein Tekst: Reinoud Schaatsbergen

De Omgevingswet moet ruimtelijke ordening een stuk simpeler maken. Toch is de werking van de wet allesbehalve simpel. Om de werking en de mogelijkheden van de wet zo toegankelijk mogelijk te maken, heeft Het Groene Brein de Kenniskaart Mijn Leefomgeving gemaakt. Een tool die vooral de bewoner in zijn kracht zet, aldus projectleider Jan Heijns.

Jan Heijns is van oorsprong milieuplanoloog met ruimschoots ervaring op vlak van duurzaamheid. In 2018 sloot hij zich aan bij Het Groene Brein, een netwerk van zo’n honderdtachtig wetenschappers die de duurzame ontwikkeling in Nederland willen versnellen met hun kennis en expertise. Interesse in de Omgevingswet ontbrak hierin niet.

De Kenniskaart Mijn Leefomgeving is een toegankelijke en overzichtelijke website met informatie over de werking en mogelijkheden van de Omgevingswet.

‘Probeer het niet alleen te doen, maar stap samen met andere bewoners naar de overheid’

Het Groene Brein brengt kennis naar de massa’s via kenniskaarten, bijvoorbeeld over circulair economie en gezonde voeding. “We willen die thema’s van verschillende kanten bekijken, omdat de begrippen vaak niet duidelijk zijn voor de leek”, vertelt Heijns. “De kenniskaart verwoordt wetenschappelijke kennis in toegankelijke teksten. Zo kun je een goed gevoel krijgen wat de wetenschap erover zegt.” Het maken van een kenniskaart over de Omgevingswet werd voorgesteld door DuurzaamDoor. “Wat eigenlijk een gekke exercitie is, want die wet is er nog niet”, aldus Heijns. “Er zijn wel beschouwingen over de wet, maar hardcore informatie ontbreekt nog.” Dat hield Het Groene Brein niet tegen om alsnog een kenniskaart te maken, zij het in iets andere vorm. “Het is meer iets voor de bewoner geworden, met handvatten om zelf aan de omgeving te werken.” Instrument voor bewoner én ambtenaar De kenniskaart Mijn Leefomgeving – hier te vinden – vertelt over de kern van de wet, wat de instrumenten zijn, hoe bewonersparticipatie daarin past en hoe je als bewoner zelf aan de slag kunt. Een rits voorbeeldinitiatieven geeft de lezers een goede dosis inspiratie. Praktische handvatten voor overheden ontbreken; een bewuste keuze, volgens Heijns.

“Alle informatie die tot nu toe beschikbaar is, is gericht op overheden”, vertelt hij. Toch is de kenniskaart interessant voor ambtenaren. “Overheden kunnen over de Omgevingswet lezen vanuit de bril van de bewoner. De wet dwingt een andere werkwijze af op basis van de filosofie om samen met bewoners en stakeholders tot een ruimtelijk plan te komen. Het is dus interessant voor ambtenaren om te weten wat bewoners drijft. Bovendien kunnen de kaart ook gebruiken als instrument om bewoners te wijzen op wat zij met de wet kunnen.”

Maatwerk Als projectleider van de kenniskaart heeft Heijns zich verdiept in de materie van de Omgevingswet. Welke tips heeft hij daar uit gehaald?

“Er zijn best wel wat experimenten gaande die oefenen met de wet”, aldus Heijns. “Ga praten met je collega-beleidsmakers en laat je inspireren door de voorbeeldinitiatieven waarin bewoners vroeg worden betrokken.” Ook ziet Heijns dat bewoners meer naar de voorgrond moeten gaan treden. “Bewoners moeten beseffen dat zij veel extra invloed krijgen en hebben op hun omgeving. Dat betekent wel dat je jezelf goed moet organiseren. Probeer het dus niet alleen te doen, maar samen met andere bewoners naar de overheid te stappen. Dat is soms lastig, heb ik geleerd, want sommige bewoners zijn daar beter in dan anderen. In dat opzicht kijken we weer naar de overheden: in sommige wijken of gemeenten moet je bewoners daarmee helpen om processen in gang te zetten. Kijk goed naar de behoeften van je bewoners.” Regie bewaren Toch is het niet allemaal rozengeur en maneschijn, geeft Heijns aan. “Het regionale idee van de ruimtelijke ordening die de laatste jaren sterk wordt aangehangen, is alweer wat verouderd,” legt hij uit. “Je wilt bijvoorbeeld in het geval van een windpark dat de Rijksoverheid daar iets van zegt. Het is naïef om te denken dat gemeenten en provincies dat wel oplossen. En een windpark is nog maar één ding. De verduurzaming van Nederland is zo’n ongelooflijke ruimtevraag, van waterstofstations tot meer ruimte voor rivieren en klimaatadaptatie. Dat kan je niet allemaal lokaal bedenken.” Volgens Heijns moet er met de Omgevingswet goed gekeken worden naar de belangen van de bewoners, zonder dat dit de landelijke ambities tegenwerkt en vice versa. Want de wet moet er komen, hoe dan ook, aldus Heijns: “Ik denk dat de Omgevingswet erg aansluit bij de tijdsgeest. Ruimtelijke ordening is nu zo verspreid over eilandjes dat integratie een goed plan is. Bovendien weten bewoners wat ze willen. We spreken echt van een energieke samenleving. Alleen daarom al moet de Omgevingswet doorgezet worden.”

‘De verduurzaming van Nederland is zo’n ongelooflijke ruimtevraag. Dat kan je niet allemaal lokaal bedenken’

Een impuls voor samenwerking is wat Heijns het liefst ziet, zonder dat de overheid de teugels laat vieren. “Ik hoop dat de overheid een regiefunctie behoudt”, aldus Heijns. “Dat is nog spannend. Nederland is een klein land waar we veel functies in kwijt willen. Ik heb mij persoonlijk enorm gestoord aan die bedrijventerreinen die in veel gemeenten worden gebouwd. Lokale overheden moeten daar regie op kunnen blijven voeren, in plaats van dat commerciële bedrijven maar land blijven claimen.” “Er zitten in de Omgevingswet nog te weinig mechanismen die zulke ontwikkelingen tegen kunnen gaan”, vervolgt Heijns. “Vroeger had je milieuorganisaties die tegen een bedrijventerrein kon procederen. Nu moet je een bewoner van het gebied zijn in een straal van zoveel kilometer om bezwaar te maken. Dat maakt het lastiger om de natuur of het open landschap te beschermen. Dat zal een andere visie of rol van de gemeente vergen. Hoe betrek je bewoners op tijd?” In eigen handen De kenniskaart is al een poosje beschikbaar en start binnenkort met een promotiecampagne. Daar verwacht Heijns veel van,

want ook bij zijn collega-wetenschappers binnen de stedenbouw en ruimtelijke ordening heeft het wat losgemaakt. “Zij zijn allemaal overtuigd dat de ruimte samen met bewoners moet worden gemaakt”, aldus Heijns. “Bewoners zijn een soort vierde macht, naast overheden, het bedrijfsleven en kennisinstellingen.” Zo hebben enkele wetenschappers van Het Groene Brein een groep opgericht om bewoners te helpen met energie in de wijk, naar aanleiding van de kenniskaart. “Als bewoner of community is het vrij gemakkelijk om de handschoen op te pakken en een wijkgerichte energieaanpak te realiseren”, vertelt Heijns. “Het cruciale element is een groep burgers die zich organiseert. Ik denk dat de Omgevingswet en daarmee ook de kenniskaart mensen in hun kracht zet dat op te pakken. Met Het Groene Brein zetten we daarop in om de discussie te voeren en bewoners te helpen.”