De Omgevingswet is meer dan een stedelijke opgave

Interview met Ellen van Selm en Lydia van Santen van gemeente Opsterland

Tekst: Reinoud Schaatsbergen

Als we aan de Omgevingswet denken, denken we haast automatisch aan de stedelijke opgaven die voortkomen uit de samensmelting van wetten. Onterecht, zo vinden Ellen van Selm en Lydia van Santen van gemeente Opsterland. Beiden zijn betrokken bij P10, een samenwerkingsverband van grote plattelandsgemeenten.

De naam P10 is bedrieglijk, want vanaf 1 januari 2021 telt het netwerk 29 leden. Het netwerk houdt zich bezig met de belangen van het platteland. Van Selm, burgemeester van gemeente Opsterland en voorzitter van de P10, legt uit: “Aan de ene kant brengen we kennis naar de politiek in Den Haag of Brussel of waar het maar nodig is, zodat ook het platteland wordt betrokken bij beleid en regelgeving. Aan de andere kant onderzoeken we hoe we elkaar kunnen helpen door kennis uit te wisselen. Wat ons bindt, is dat we het platteland leefbaar willen houden.”

Ellen van Selm, burgemeester van gemeente Opsterland en voorzitter van de P10

Lydia van Santen, strategisch adviseur bij gemeente Opsterland en de P10

Aandacht voor het platteland De betrokkenheid bij P10 is wijdverspreid over Nederland: van Zeeuws Vlaanderen en Midden-Limburg tot aan Friesland. In elk van deze gebieden staat de behoefte voor een leefbaar platteland centraal. De 29 gemeenten laten op deze manier hun stem horen, legt Van Selm uit: “Denk aan zaken als snel internet, autodelen, de duurzaamheidsopgave of opgaven op het vlak van het sociale domein. Dat ziet er voor plattelandsgemeenten anders uit dan in de stad.” Belangrijk ook is de zichtbaarheid van de gemeenten in het grotere plaatje.

“Wij pleiten voor meer aandacht, zodat het platteland niet wordt afgedaan als iets ‘wat er gewoon is’”, aldus de burgemeester. Die aandacht is nu te sterk gevestigd op de uitdagingen van grote steden, met name door het kabinet. “Er is bijvoorbeeld een woningtekort, dus legt het kabinet aandacht op hoe steden meer woningen kunnen bouwen. Op het platteland is nog ruimte en bovendien kent het platteland een grote herstructureringsopgave”, zegt ze. “Zeker in het covid-tijdperk is er veel belangstelling voor wonen op het platteland.”

Lydia van Santen, strategisch adviseur bij gemeente Opsterland en de P10, vult aan: “De P10 bestaat nu twaalf jaar en je ziet dat de belangstelling ervoor alleen maar toeneemt. Er spelen veel problemen op het platteland, ook op financieel vlak, dus we zoeken ook naar manieren om deze zaken op te pakken. Daar waar mogelijk samen met de stad.”

De plattelandsgemeenten beschikken namelijk over een verborgen schat: een intrinsieke motivatie onder inwoners om zelf dingen op te pakken. “Er heerst een sterk gevoel voor eigenaarschap voor hun omgeving en dorp.”

Eigenaarschap Er gaat veel kennis schuil in de wijze waarop inwoners van plattelandsgemeenten verantwoordelijkheid tonen voor hun leefomgeving. Wat kunnen steden hiervan leren? Met die vraag in het achterhoofd kwam P10 in contact met DuurzaamDoor. “Toen we tien jaar bestonden, hebben we een onderzoek laten uitvoeren door Wageningen Universiteit. We zagen namelijk dat het in stedelijk gebied een enorme impuls vraagt om participatie te organiseren. Op het platteland heb je die moeite niet, maar er is wel participatie. Wat zit er onder die mentaliteit van ‘handen uit de mouwen’?”

De uitkomsten verwezen naar het sterke gevoel van eigenaarschap onder inwoners van plattelandsgemeentes. “We wilden dat vastleggen in een aanbeveling naar het Rijk, de provincies en andere gemeenten”, vertelt Van Selm. “In dat traject kwamen we in aanraking met DuurzaamDoor via Tarsy Lössbroek en Jean Eigeman. Vanuit het programma Omgeving ontmoet Omgevingswet hebben we een bestuurlijke workshop georganiseerd, met als insteek de kennis uit het onderzoek door te geven.” Die workshop viel in goede smaak, geeft de burgemeester aan, met als uitkomst diverse ideeën voor P10 en DuurzaamDoor om kennis te blijven ontwikkelen.

‘Wij pleiten voor meer aandacht, zodat het platteland niet wordt afgedaan als iets ‘wat er gewoon is’'

Kwestie van regels Van Santen geeft aan dat de ontwikkelde kennis van DuurzaamDoor goed aansloot op ‘de gaatjes’ in de verdere uitwerking van de Omgevingswet. “DuurzaamDoor had daar allerlei ideeën voor, zoals bleek in de workshop tijdens onze jaarlijkse P10 winter- en zomersessies”, vertelt ze. “In dat thema sluiten we goed op elkaar aan, dus we hebben nog regelmatig contact.” De gezamenlijke activiteiten hebben een ‘schat aan kennis opgeleverd’, aldus Van Santen.

Van Selm vult aan: “In Zuid-Holland was bijvoorbeeld een dorp waar de school dicht moest. Toen hebben ze georganiseerd dat een busje zowel oude mensen naar hun sportgelegenheid brachten, als de kinderen naar een school in een nabijgelegen dorp. Wij pleiten voor dat soort slimme oplossingen. Zulke problemen worden vaak door ouders of dorpsgenoten geregeld, maar bij de uitvoering stuiten ze vaak op regels die hen weerhouden. Dat is zo’n belemmerende factor. Het is dus vooral zoeken naar een manier om daar van af te komen.”

Kraamkamer voor de Omgevingswet Van Selm en Van Santen beseffen goed hun positie in dit geheel – “Als overheid kunnen we niet makkelijk zeggen: ‘Doe maar zonder regels’”, aldus Van Selm – dus zijn ze vooral op zoek naar goede voorbeelden om met elkaar te delen. Daarin werpt de samenwerking met DuurzaamDoor zijn vruchten af.

“Zij hebben goede ideeën en leggen verbindende lijnen, terwijl wij als lokale besturen die contacten kunnen linken aan de inwoners”, zegt Van Selm. “In die zin is de samenwerking een goede schakel tussen het landelijke en gemeentelijke niveau.” Die schakel is bovendien nu meer dan ooit nodig, stipt de burgemeester aan. “Een van de resultaten uit het onderzoek van de Wageningen Universiteit is dat er soms belemmerende wet- of regelgeving is”, zegt Van Selm. “De Omgevingswet gaat ervan uit dat die regels juist niet centraal staan. Ons pleidooi is dan ook: kijk naar het platteland als kraamkamer voor die wet. Dat we niet eerst moeten wachten op hoe het er in steden aan toegaat, maar dat beide omgevingen van begin af aan worden meegenomen in pilots.”

Van Selm en Van Santen zijn het beiden eens over het stimuleren van een integrale aanpak op dit vlak. Niet alleen maar vanuit de overheid, ook andere partijen moeten worden betrokken om samen naar antwoorden te zoeken. Want, zegt Van Selm: “Als we willen dat de leefwereld boven die systeemwereld komt te staan, dan moeten we daar ook voorbeelden van ontwikkelen. Als we alleen maar afwachten, komen onze inwoners steeds verder van de politiek te staan."