Hoofdstuk 4

Belangrijkste kennis uit de workshops

Workshop:

De borging van klimaatvriendelijk inkopen met de CO2-prestatieladder

Het meten en verminderen van je negatieve impact op de omgeving is een veelgehoord streven van organisaties die zich inzetten op verduurzaming. Als je stappen wilt zetten in CO2-reductie en je voetafdruk in de keten wil verkleinen, kun e gebruik maken van de CO2-prestatie-ladder. Twee polls gaven duidelijkheid over ‘het vlees in de digitale kuip’ bij deze workshop, met Milan Bijl als moderator. Milan is coordinator CO2-prestatieladder voor zowel RVO als De Buch gemeenten. Hij stelde via de poll twee hamvragen:

‘Wat is je ervaring met de CO2-prestatie-ladder’ en ‘Waar ben je werkzaam?’. Bijna 80% van de deelnemers hebben weinig tot geen ervaring met de ladder en ongeveer de helft van de aanwezigen is werkzaam bij een gemeente.

Maud Vastbinder, betrokken bij onderzoek & innovatie CO2-prestatieladder bij SKAO, vijzelt het kennisniveau over het gereedschap op: “De CO2-prestatieladder bestaat uit twee tools die niet helemaal los van elkaar staan: als CO2-management-systeem en als aanbestedingsinstrument. Eerstgenoemde is het systeem dat je als organisatie beweegt om een certificaat te behalen, na het voldoen aan eisen van de ladder. Daarnaast kun je het inzetten in aanbestedingen om te stimuleren om duurzamer te handelen. Zo kunnen bedrijven met een CO2-prestatieladder-certificaat, dat uit vijf verschillende niveaus bestaat, voorrang krijgen bij een uitvraag.’

Je organisatie certificeren met de CO2-prestatieladder

“Of je nu in de laagste of het hoogste niveau zit met je organisatie, het managementsysteem is het kloppend hart, met een ‘plan, do, act, check’ cyclus. Wanneer je CO2 wilt reduceren, formuleer je doelstellingen en stuurt bij waar nodig.” Een gecertificeerde organisatie heeft daarnaast een communicatie-uitdaging en -plicht. “Je moet op je website publiceren wat je uitstoot is, wat je doelstellingen zijn en wat je voortgang is. Die informatie is openbaar bij organisaties die een CO2-prestatieladder certificering hebben.”

CO2-prestatieladder: Niveaus 1 tot en met

Niveaus 1 tot en met 3 > Eigen organisatie op orde Niveaus 4 tot en met 5 > Binnen eigen sector continu verbeteren en invloed uitoefenen binnen de eigen keten

De eisen worden ingegeven vanuit diverse invalshoeken:

A- Inzicht: Het bepalen van de energiestromen en de CO2-footprint B- Reductie: het ontwikkelen van ambitieuze doelstellingen voor CO2-reductie C- Transparantie: Structurele communicatie over het CO2-beleid D- Participatie: Deelname aan initiatieven in de sector op het gebied van CO2-reductie

Vastbinder liet enkele praktijkvoorbeelden zien van succesvol aanbesteden met de CO2-prestatieladder: het Waterschap Scheldestromen, UMC en de Rijksoverheid komen langs in deze video. “Er zijn steeds meer overheden die zowel een CO2-prestatieladder certificering hebben als aanbesteden met de ladder.”

Aanbesteden met de CO2-prestatie-ladder

Wanneer je als bedrijf de certificering op zak hebt, kun je in aanbestedingen voordelen behalen. “Op het moment van inschrijving voor een opdracht hoeft een bedrijf nog geen certificaat te hebben. Wel wordt er een belofte gemaakt om een bepaald niveau te behalen en dat wordt een prestatie-eis als de opdracht wordt gegund. Dan moet het bedrijf het certificaat gaan halen”, gaat Vastbinder verder. “De meeste organisaties kunnen binnen een jaar een certificaat bemachtigen.

Soms zelfs sneller, binnen 3 of 4 maanden bijvoorbeeld.” Tegelijkertijd geeft ze aan dat het lastig is om ineens de stap te maken naar niveau 5. “Voor een organisatie die net pas start met duurzaamheid is dat onmogelijk.”

Meer dan 1000 CO2-prestatie-ladder certificaten

Inmiddels zijn er meer dan 1000 certificaten afgegeven. In eerste instantie werd de ladder ontwikkeld door ProRail en daarom zien we veel bedrijven in deze sector die als eerste het certificaat behaalden. “Dat blikveld werd uitgebreid, bijvoorbeeld met het aansluiten van partijen als Gispen, Ahrend en bijvoorbeeld zorginstellingen.” Een vooroordeel is volgens Vastbinder nog dat het certificaat alleen voor grote bedrijven toegankelijk zou zijn. “Juist voor kleine bedrijven is het haalbaar om zich te certificeren. Als kleiner bedrijf heb je minder invloed op de keten, dat voor niveau 4 en 5 van belang is. Daar houden we rekening mee in de eisen.”

Dan vanzelfsprekend nog de vraag van gewicht: ‘Wat kost dat?’ “Er zijn een aantal vaste kosten, zoals de investering in de certificerende instelling. De exacte kosten zijn afhankelijk van onder andere de grootte van je organisatie en de aanwezige ambities.”

Vastbinder noemt hierbij wel dat een onafhankelijke audit ‘een paar duizend euro’ kan kosten. “Een audit voor een relatief kleine organisatie op niveau 3 duurt misschien anderhalve dag, maar een groot bedrijf op niveau 5 kan 4 of 5 dagen in beslag nemen.” De kosten kunnen dalen naar gelang er meer organisaties van het gereedschap gebruikmaken. “Hoe meer organisaties meedoen, hoe lager de bijdrages worden per organisaties.” Daarnaast zijn er de daadwerkelijke implementatiekosten om rekening mee te houden.

“Die variëren op basis van hoe je het pad bewandelt.” Wanneer een organisatie adviseurs inschakelt, kan de rekening hoger uitpakken dan wanneer er met ‘eigen mensen’ ambities worden geschetst en maatregelen worden doorgevoerd. Dat is de keuze die organisaties zelf maken.

Het certificaat levert niet alleen de opdrachtnemer veel op. Ook inkopers plukken er vruchten van. Bijvoorbeeld bij het borgen van MVI. “Als je aanbesteedt met de CO2-prestatieladder, hoef jet als inkoper niets meer te doen. Je hoeft geen ervaring te hebben met duurzaamheid en ook geen controles uit te oefenen, want de behaalde certificering laat zien dat de gekozen organisatie aan de eisen voldoet.” Dat betekent niet dat de inkoper achteraf moet leunen, integendeel. “Het kan juist meerwaarde hebben om het project te monitoren en waar mogelijk te optimaliseren.”

Workshop:

Partnerships en inkoopkracht: banenafspraak

Met de inkoop van diensten en producten kun je sociale impact maken. Hoe? Dat lieten Nienke Schütte van De Normaalste Zaak, Joost van Loon van Presikhaaf Schoolmeubelen en Geert Looyschelder van Stip Hilversum zien, onder andere aan de hand van een praktijkvoorbeeld. Eerst gaf Schütte inzage in het project ‘Partner-ships en inkoopkracht’ en wat dit bij kan dragen aan sociale impact: “Aan de hand van de publicatie ‘Verkenning banen arbeidsbeperkten binnen kansrijke inkoopcategorieën overheid’ bleek dat de samenwerking tussen opdrachtgever en -nemer van belang is om meer banen te realiseren. Om dit aan te jagen werden 15 proef-tuinen gerealiseerd om te achter-halen wat er gebeurt als je gezamenlijk bespreekt hoe je de impact op dit onderwerp kunt vergroten.”

“De Banenafspraak is de wet waarmee 125.000 mensen aan het werk moeten komen in 2026”, gaat Schütte verder. Oorspronkelijk was het idee om de markt

100.000 banen te laten realiseren en overheidswerkgevers 25.000 banen. Dat bleek niet haalbaar, onder andere vanwege de administratieve last die dit met zich mee brengt. Door de afspraak te vereenvoudigen werden stappen gezet om doelstellingen in zicht te krijgen. “Het moet niet relevant zijn wáár iemand werkt, maar dát iemand werkt. Door het vervallen onderscheid zijn er meer mogelijkheden om banen te realiseren door samen-werking, zoals inkoopconstructies, inlenen of via diensten.”

Om verder op te schalen en het eenvoudiger te maken voor partijen om hiermee aan de slag te gaan, verscheen in september 2020 in samenwerking met PIANOo een handreiking. Hierin wordt duidelijk hoe je in je aanbesteding en gedurende het contract meer banen voor de banenafspraak kan realiseren.

In de uitvoering schuilen een aantal uitdagingen. “De verantwoordelijkheid voor de banenafspraak is vaak niet duidelijk of niet specifiek belegd. HR is vaak verantwoordelijk voor banen en inkoop is verantwoordelijk voor het begeleiden van de processen rondom aanschaf. Daarmee is het risico dat deze bestuurlijke afspraak tussen wal en schip valt.”

Vereenvoudigde afspraak

De handreiking geeft mogelijkheden om de kloof tussen HR en inkoop te verkleinen en om met partnerships aan de slag te gaan. “Als je visie is om de arbeidsmarkt inclusiever te maken dan kun je verschil-lende initiatieven inzetten. Je kunt sociaal inkopen, dus bij sociale ondernemers je opdracht uitzetten. Daarnaast kun je in een aanbesteding social return uitvragen.

Schütte liet vervolgens drie voorbeelden zien vanuit de praktijk. De eerste is universiteit Utrecht, die met 8 facilitaire leveranciers onderzocht hoe ze stapel-banen konden realiseren. Daarnaast werd met scholengroep VO vanuit een aanbesteding Drukwerk bekeken hoe leerlingen uit het praktijkonderwijs werkervaring op kunnen doen in een drukkerij en door kunnen stromen naar een baan. De derde en laatste praktijk-schets ging over een waterschap om een aanbesteding samen met SW [sociale werkvoorziening] om een groenvoor-ziening en buitenwerk in te richten.

Stappenplan voor banenafspraken

Welke stappen moet je zetten om tot succesvolle banenafspraken te komen?

1. Maak een actieplan en creëer draagvlak

2A. Verken de mogelijkheden bij aanbestedingen

2B. Verken de mogelijkheden binnen bestaande overeenkomsten

3. Realiseer de banen

4. Zorg voor monitoring en evaluatie

5. Borg de aanpak in beleid

Van Loon en Looyschelder gingen vervolgens in op een voorbeeld uit de praktijk. Bij de inrichting van scholen kan de inkoop van meubilair leiden tot meer banen voor de banen-afspraak. Looyschelder vertelt hoe: “We wilden een voorbeeldrol vervullen. Iedereen is bij ons welkom, ook kinderen met een speciale vraag. Daardoor is het voor ons ook belangrijk om ook medewerkers te hebben die wat verder van de arbeidsmarkt staan of wellicht een beperking hebben. Enerzijds kun je ervoor zorgen dat je mensen in dienst neemt om aan de banen-afspraak te voldoen, anderzijds ga je op zoek naar sociale ondernemers die met je meedenken in het strategisch beleid.”

Presikhaaf Schoolmeubelen zocht op het juiste moment contact met Stip Hilversum, zo laat Looyschelder weten. “Onze gezamenlijke verkenning leidde ertoe dat we leerden op welke manier onze organisaties partners van elkaar konden worden. Niet alleen door vraaggericht te werken, maar ook andersom. Zo heeft Presikhaaf al veel stappen genomen rondom de banenafspraak en inclusief werken.”

Van de 16 scholen zijn er inmiddels al 5 ingericht met materiaal van Presikhaaf. Wat betekent dat voor Presikhaaf, afgezien van het leveren van de producten? “Opdrachten zoals die van Stip scholengroep leidden tot orders en daarmee tot werk. Het betekent voor de mensen die bij ons werken een goede dag-elijkse boterham. De sociale impact is groot: onze mensen kunnen aan de slag en zijn trots om hier onderdeel van te zijn.” Die trots kon Looyschelder met eigen ogen zien na een bezoek aan de fabriek. “Dat werd vervolgens een onderdeel van mijzelf.”

Workshop:

Klimaatneutraal en circulair inkopen bij Werkorganisatie de BUCH

Marco van Beek en Milan Bijl, beiden werkzaam bij de Buch gemeenten, legden uit hoe hun werkorganisatie intern draagvlak creëert en enthousiasmeert om serieus met circulariteit en duurzaamheid aan de slag te gaan. “Vanaf 2021 hebben we ambities samengevat in het Programma Klimaat”, begint Bijl. “Het mooie hiervan is dat 4 speerpunten van de verschillende gemeenten in één mandaat zijn samengevat, met vijf pijlers: energietransitie, duurzame mobiliteit, circulaire economie, klimaatadaptatie, duurzame bedrijfsvoering. Nieuwe collega’s zijn bij het programma gemoeid”, waarin Bijl benoemt dat er zelfs een nieuwe positie binnen de Buch is vrijgemaakt.

Eerst ging het woord naar Sluis-Thiescheffer en Nederhorst. “Contract-management is hét middel om toege-voegde waarde uit contracten te krijgen en daarbij gaat het vooral om een eenduidige registratie”, vertelt Nederhorst. “Ook prestaties en risicomanagement zijn onderdelen van contractmanagement.” Is contactmanagement voor circulair inkopen ingewikkelder dan ‘normaal’? Nederhorst ziet in de praktijk dat contract-managers niet altijd vroeg in het proces worden betrokken. “Daardoor is het lastiger om te weten waar je op moet sturen.”

Het project werd een succes dankzij de nadruk op het creëren van draagvlak en bewustwording. “We vroegen bewoners om samen met de gemeente een ontwerp te maken. Met ‘Koogsafari’s’ liepen we met mensen door de buurt en kwamen we tot verbeteringen. Ook keken we bij andere gemeenten hoe zij de inrichting aanpak-ten. Betrek daar ook de politiek in, het College en de Raad, zodat alle belang-hebbenden goed op de hoogte zijn van ontwikkelingen.”

Tips aan de hand van het praktijk-voorbeeld ‘Koog van de toekomst’: combineer duurzaamheidselementen met maatschappelijke opgaves en creëer draagvlak en bewustwording door bijvoorbeeld samen met bewoners en de gemeente een ontwerp te maken.

Door duurzaamheid in iedere fase in het project terug te laten komen, breng je circulair inkopen dichterbij. “Wij hebben gebruikgemaakt van het Ambitieweb, waar 12 thema’s in staan. Je gaat brainstormen over de duurzaamheids-winst die je kunt behalen uit de onderdelen van het Ambitieweb. Neem ze mee waarbij je de meeste winst kunt halen.” Hij adviseert daarnaast om monitoring niet te onderschatten: “Blijf op de hoogte of je de doelstellingen behaalt, zodat je eventueel kunt bijsturen. Je kunt er ook weer anderen mee activeren om eigen projecten te starten.”

Workshop:

Meten is weten, maar weet je hoe en wat je moet meten?

In de presentatie ‘Meten is weten, maar weet je hoe en wat je moet meten?’ ging het over het bepalen van meetbare doel-stellingen voor sociale en duurzame prestaties. Welke impact streef je vervol-gens na en hoe zorg je ervoor dat je transparant kunt rapporteren? De works-hop werd geleid door Diederik Heij (PIANOo) die Elias de Valk (RIVM) liet aftrappen. Hij ging nog dieper in op het goed meten van effecten van MVI ten opzichte van de markt-standaard.

Als voorbeeld gebruikte De Valk de grondstoffencompensatie van mobiele telefoons, waarvan we de waardevolle metalen niet mogen laten rondslingeren op afvalbergen in ontwikkelingslanden. Per jaar koopt de Rijksoverheid ongeveer 30.000 toestellen in, met een forse milieu-impact (grondstoffen, uitstoot, afval).

Per ingekocht toestel wordt één mobiele telefoon teruggebracht naar Europa om te recyclen, waarmee je bijvoorbeeld de metalen weer terugwint. De effecten van de afvoer, verwerking en recycling bleken goed te berekenen. De marktstandaard wordt ernaast gelegd, waarna de circu-laire en klimaatwinst wordt gemeten en berekend.

Oudere telefoons naar Afrika verschepen is discutabel, maar het terughalen ervan pakt uiteindelijk wel gunstig uit voor klimaat en circulariteit.

Input- en effectmonitoring

De Valk vertelde hoe het RIVM de effecten meet en daarbij is ook de MVI-criteriatool van PIANOo belangrijk. Heel precies zijn ook de berekeningen van Ellen Ruijten-berg, data-analist bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijks-relaties, die samenkomen in het dash-board duurzame bedrijfsvoering van de Rijks-overheid. Dat platform is nog in ont-wikkeling en niet gepubliceerd, maar dat komt er wel aan, aldus Ruitenberg. Het dashboard geeft een brede doelgroep van collega’s inzicht in de duurzaamheid van de bedrijfsvoering, waarbij er vooral sprake is van gebruikersdata (in plaats van inkoopdata). Zoals de aantallen kilometers die ambtenaren afleggen met het openbaar vervoer ten opzichte van het vliegtuig.

Ruijtenberg presenteerde ook het wagen-park per ministerie, waarbij snel het onderscheid te zien is tussen zero-emissie-auto’s en de rest van de voertuigen. Het doel van 20% zero-emissie wordt dit jaar nog niet gehaald, maar met de aanschaf van meer elektrische en waterstofauto’s en het installeren van meer laadpalen is het de bedoeling om de CO2-uitstoot tot nul te reduceren in 2028. Ook op het gebied van dienstreizen is het dashboard heel uitge-breid en geeft daardoor heldere inzichten.

Zo is Londen in 2019 een uitermate populaire bestemming van vliegreizen, vóór Wenen en Stockholm. Inmiddels is Londen per trein beter en sneller bereikbaar, zijn de interne eisen voor vliegen in Europa aangescherpt, en zal dat aandeel aanzienlijk gaan verschuiven.

Rijksvastgoedbedrijf

Ruijtenberg ging ook in op de energielabels van kantoren het gasverbruik en het restafval per kantoor, met steeds de daarbij behorende doelen. De toepassing van specifieke MVI-criteria in aanbeste-dingen toont zelfs het verschil tussen dierlijke versus plantaardige eiwitten in de catering (door sommige, maar nog niet alle ministeries gerapporteerd).Het dash-board laat - specifiek voor MVI - ook zien hoe vaak social return is toegepast in aanbeste-dingen (als dat mogelijk is). De beno-digde data worden veelal auto-matisch ingeladen vanuit Tenderned. Heij concludeerde dat het dashboard zeker een goed startpunt is voor het vaststellen van de duurzaamheidswinst/voortgang. Steeds meer inkopers gebruiken de gegevens, ook afhankelijk van de interne implementatie. Het 1-op-1 linken van de gemeten effecten aan maatregelen is vaak (nog) niet mogelijk, besloot Ruijtenberg.

Workshop:

De route naar een nieuw, duurzaam en gedragen inkoopbeleid

Om erachter te komen hoe de route naar een nieuw, duurzaam en gedragen inkoopbeleid eruit kan zien, gaven de provincie Noord-Holland en de Radboud Universiteit een kijkje in de keuken en kwamen deelnemers meer te weten over het verduurzamingsproces. Drie betrokkenen vertelden meer over de mogelijkheden: Marije Klomp en Pim Zeldenrijk van Radboud Universiteit en Menno Popuijs van Adjust Consulting wisten meer over het opstellen en uitvoeren van een duurzaam inkoopproces.

Eerst schetsen Klomp en Zeldenrijk de ambities vanuit de Radboud, die ertoe leidden om aan de slag te gaan met MVI. “Met ons onderwijs en wetenschappelijk onderzoek willen we bijdragen aan een gezonde en vrije wereld, met gelijke kansen voor iedereen”, trapt Klomp af.

“De impact die we genereren koppelen we bijvoorbeeld aan de Sustainable Development Goals (SDG’s) en daar vloeit een nieuw duurzaamheidsbeleid uit voort.” Volgens haar is het bij verduurzaming goed om verder te kijken dan alleen wat je in de kantine serveert en wat er met afvalstromen gebeurt. “Je hebt als organisatie een grote invloed in je ketens en vice versa, dus vanzelfsprekend wil je aan je inkoop werken.”

Om die reden werd een nieuw inkoopbeleid gemaakt, dat een groot onderdeel vormt van het duurzaamheids-beleid. Volgens Zeldenrijk was dit het ideale moment om inkoopambities vast te stellen en uit te werken. “Alle lagen in je organisatie neem je mee om het vanzelf-sprekend te maken om op duurzaamheid in te zetten.” Om inzichtelijk te krijgen welke stakeholders betrokken werden bij het initiatief, werd een analyse gemaakt van de types doelgroepen van de universiteit. “We hebben bijvoorbeeld ook een student en een wetenschapper erbij gevraagd, om vanuit verschillende invalshoeken informatie gevoed te krijgen”, gaat Klomp verder. “Het is van belang om een diverse stakeholdergroep aan tafel te hebben.”

Om je strategie en ambitie te kunnen bepalen beschrijf je wat er in het beleid moet komen, waarom dit beleid er moet komen en hoe het beleid er moet komen. “Door middel van een ambitiesessie ..? we informatie opgehaald over de thema’s en ambities die een plek moeten krijgen in het beleid”, vertelt Popuijs. “Daar gebruik je bijvoorbeeld het Ambitieweb voor, om te bekijken welke thema’s je gaat inzetten in de komende tijd. Ook ontdek je welke mensen je nodig hebt om een duurzaam inkooptraject op te zetten en wat je nodig hebt om te sturen en te rapporteren op implementatieniveau. Hier bedenk je ook of je bijvoorbeeld gebruik gaat maken van de CO2-prestatieladder.”

Workshop:

Duurzaam Inkopen: geen keuze, maar een verplichting!

In deze interactieve sessie ging Willem Janssen (Centre for Public Procurement, Universiteit Utrecht) met de deelnemers dieper in op het aanbestedingsrecht. Volgens Janssen, gepromoveerd op dat onderwerp, vereist de strijd tegen klimaat-verandering een forse inspanning van de publieke inkopers in Nederland. Over-heden besteden echter minder duurzaam aan dan vaak wordt gedacht. Zo is nog geen 0,2% circulair. Ook in Europees verband wordt nog steeds in 66,5% van de gevallen op de laagste prijs gegund.

Janssen schetste dat duurzaam inkopen al op diverse punten verplicht is, met criteria als de maatschappelijke waarde

en de eisen op het gebied van schone voer-tuigen, milieu en kinderarbeid. Er wordt echter weinig wettelijke druk ervaren, aldus Jansen, en de regels voor maat-schappelijk verantwoord inkopen blijken ineffectief.

Kennis

Gaat dan de nieuwe EU Green Deal een keerpunt opleveren? Met bijvoorbeeld verplichte minimumeisen? En met duurzame doelstellingen en product-specifieke wetgeving? Janssen twijfelt daaraan. De vraag is onder meer hoe die zaken precies in de wet komen te staan. Hij denkt echter ook dat er onvoldoende professionaliteit (kennis) aanwezig is bij aanbestedende diensten en mist verder sociale aspecten. Janssen ziet ten slotte wel dat het aan-bestedingsrecht zich ontwikkelt van mogelijkheden naar verplichtingen. Hij hoopt dat er - gedwongen door Europa - een optimale mix van die twee ontstaat. Er is een rol weggelegd voor inschrijvers die criteria tegen het licht laten houden door rechters.

Workshop:

Zero-emissie vervoer, is het haalbaar?

In deze workshop, geleid door Geerke Versteeg (PHI Factory), kwamen veel praktische voorbeelden naar voren uit de kokers van de gemeente Rotterdam en van Omnibuzz. Mark Renne vertelde dat Omnibuzz voor zo’n dertig Limburgse gemeenten vraagafhankelijk vervoer inkoopt en aanbiedt (‘een soort regiotaxi dus’). De 1,3 miljoen ritten in 2020 werden vooral in het Wmo-vervoer afgelegd.

In de komende jaren is zero emissie nadrukkelijk een mvi-aspect in aan-bestedingen van Omnibuzz. Naast politieke hindernissen (budgetten, versnippering) zijn er daarbij ook diverse praktische drempels, aldus Renne.

Slagkracht

Paul van Emmerik en Richard Brabers lieten een filmpje zien overde eerste, volledig elektrische vuilniswagen ter wereld. De gemeente heeft een forse slagkracht op dit terrein.

Rotterdam wil dat het eigen wagenpark in 2030 volledig emissieloos rondrijdt. Voor veel personenwagens en lichte bedrijfsvoertuigen is die doelstelling (in respectievelijk 2023 en 2025) al in zicht. Ook zijn er al twee waterstofauto’s. Vrachtwagens zijn een lastiger verhaal, maar er is al een model waarvan de kosten (TCO) zich goed verhouden tot die van diesels.

Batterij

Rotterdam heeft het ook lastig met de laadinfrastructuur. De capaciteit van de hoofdkabel vanaf het

netwerk was al snel ontoereikend en dus is er ook een prijzige batterij-unit (150kW) aangeschaft. Die zorgt met een booster wel voor een korte laadtijd.Dit mede doordat Rotterdam samenwerkt met veel andere gemeenten en de veiligheidsregio (brandweerwagens, ambulances) en deels functioneert als een echte leasemaat-schappij (met 5000 contracten).

Door op de inkoopafdeling met specialisten te werken, in plaats van generalisten, denkt Rotterdam de mogelijkheden verder te kunnen vergroten. Brabers: “Dat is vooral handig bij het inkopen van emissieloos vervoer. Je staat zo dichter bij de afdeling, waardoor je beter aan de voorkant van het proces bent betrokken. Ook is het leuker om met de inhoud mee te kunnen gaan en je kennis te verbreden.” Door samen met fabrikanten aan primeurs te werken, kun je ook enig voordeel en een voorsprong behalen, aldus Brabers tot slot.

Workshop:

Social return in de bouw- en GWW-sector

De gemeente Amsterdam gaf in deze workshop ruim uitleg over haar beleid ten aanzien van social return in de genoemde sectoren, maar vroeg ook nadrukkelijk naar de ervaringen buiten de stadsgrenzen.

In de discussie, geleid door Keke Schipper (adviseur social return en sociaal inkopen gemeente Amsterdam), stond centraal wat de grens is tussen proportioneel en disproportioneel uitvragen van social return in een aanbesteding. In Amsterdam wordt een eis van 5% social return aangehouden (bij aanbestedingen vanaf 214.000 euro), maar is dat wel haalbaar? Het begrip social return wordt in de hoofdstad breed gehanteerd, zodat de gevraagde inzet alle kwetsbare Amsterdammers betreft. Ook activiteiten op het gebied van eenzaamheid, onderwijs, gezondheid (sport) of het inkopen bij een Amsterdamse ‘sociale firma’ kunnen worden toegepast.

Meer kansen

Schipper ervaart dat het uitvragen van social return onder druk staat. Het is vooral moeilijk voor de bouw om gemotiveerd personeel uit de doelgroep aan te trekken. Bovendien is 5% in een sector waarin hoge bedragen rondgaan soms wel erg veel gevraagd. Veel bezoekers van de workshop denken dat er wel genoeg kansen zijn, zeker in een stad als Amsterdam waarin de ‘donuteconomie’ een voorname rol speelt (met meer kansen voor armen binnen ecologische grenzen).

Wil Daemen (Waterschap Limburg) stelde dat die 5% in grote projecten meestal niet haalbaar is. Hanteer dan een ondergrens van bijvoorbeeld 1%, zodat het onderwerp in ieder geval wel wordt opgepakt. Dat diverse gemeenten ook steeds verschil-lende eisen stellen is overigens niet erg handig voor ondernemers, zo stelde inkoper Marein van den Heurik. Jurist Anna Landeweerd (Overijssel/Zwolle) adviseert om de eisen niet te veel dicht te timmeren, zodat er meer keuzemogelijkheden overblijven.

Maatwerk

Maatwerk en kijken naar gedeelde belangen zijn beter dan vasthouden aan de harde eis van 5%, bleek uit de discussie. Een boete bij niet nakomen van de afspraken is ook niet de manier om het hogere doel te bereiken. Ga liever het gesprek aan of neem eventueel aspecten van duurzaamheid mee, werd geopperd, evenals het juist wel keihard vasthouden aan de 5%. Of zet het geld in, zoals in Den Haag gebeurt, voor het opleiden van mensen en hen vervolgens ervaring te laten opdoen.

Workshop:

Dialoog met de markt

Hoe worden vragen van inkopers ont-vangen door marktpartijen? Een dialoog met de markt. Met 58 kijkers en een vlotte presentatie van Geerke Versteeg (PHI Factory) was de workshop over de visie van marktpartijen op het inkoop-proces een heel interessante online meeting.

De aftrap kwam van Frank Bouma (meubelproducent Vepa x Drentea), die steeds minder tenders tegenkomt, maar wel met een groter volume en grotere scope. De duur van de contracten wordt ook langer. Het gaat daarbij steeds minder over één product en steeds meer over de totale inrichting en de bijbehorende dienstverlening.

Het inkoopproces vraagt volgens Bouma eerder om samenwerking dan om transacties. Hij pleit dan ook voor een goede dialoog voorafgaand aan de uitvraag, hoewel de meeste kijkers in de poll een voorkeur uitspraken voor een schriftelijke vragenronde. Bouma: “Plenaire marktconsultaties zijn echter vaak zonde van de tijd. Wij zien dat het meestal om maatwerk gaat, met een leercurve voor beiden.”

Marktconform

Ook Jack Stuifbergen (facilitaire dienst-verlener Breedweer) is voor een dialoog vooraf zonder plenaire markt-consultaties. “Als concurrenten bij elkaar in de zaal zitten, krijg je niet het antwoord dat je zoekt.

Ook ben ik voor het elimineren van het onderdeel ‘prijs’. Anders wordt de lat in de dienstverlening steeds lager gelegd. Laat de markt aangeven wat markt-conforme tarieven zijn.” Gunnen op prijs gaat bovendien vaak ten koste gaat van de duurzaamheid, aldus Bouma. “Wees niet bang om een bodem- of plafondbedrag in te vullen. Dan is de kans op een faire prijs het grootst.”

Stuifbergen mikt met zijn inschrijvingen louter op ‘maximale impact’, gebaseerd op acht verschillende, meetbare Sustainable Development Goals. Hij gaat daarom liever het gesprek aan over besparingen op CO2-uitstoot en het realiseren van een fatsoenlijk inkomen voor zijn mensen (met een afstand tot de arbeidsmarkt). En spreekt zo min mogelijk over de schoonmaak zelf, “want dat is op basis van een programma van eisen een lastig te verkopen dienstverlening. We kunnen onze meerwaarde het beste laten zien als artikel 2.82 van de Aanbestedingswet wordt toegepast. Dat biedt veel kansen aan sociale ondernemers.”

Standaard reactie

Dana Koens (BAM) denkt ook dat je met een dialoog het beste van twee werelden samenbrengt. Ze komt duurzaamheid in steeds meer uitvragen tegen, maar stuit nog vaak op traditionele bestekken. “Daarbij stelt de klant de uitvraag meestal vanuit de ambitie, zonder het doel concreet te maken en expliciet te vragen wat er nodig is. Met standaard bestekken krijg je ook meestal een standaard reactie in plaats van een innovatieve. Geef ondernemers juist de kans zich te onderscheiden door een goede uitvraag. Omschrijf daarbij de circulariteit goed en waardeer innovatie beter.”

Koens pleit daarom voor Design & Construct-contracten, waarbij de verantwoordelijkheid voor duurzaamheid en circulariteit bij de aannemer komt te liggen. Alleen is het nog lastig om te bepalen wat circulariteit nú precies is en wat het inhoudt over bijvoorbeeld veertig jaar, wanneer je een gebouw wilt demonteren en hergebruiken. Vandaar ook het slotakkoord van Bouma: “We moeten op het gebied van circulariteit snel een nieuwe taal vaststellen en definities ontwikkelen.”