Rotterdam Circulair
In 2019 startte de gemeente Rotterdam het programma Rotterdam Circulair om haar circulaire ambities handen en voeten te geven. De eerste etappe van het project (2019-2023) zit er bijna op en loopt nu gaandeweg over in het tweede deel voor de periode 2023-2027. We kijken terug en vooruit met programmamanager Eline Lagendijk en transitieregisseur openbare ruimte Caroline Agema-Van der Maas. “Circulariteit is geen doel maar een middel om bij te dragen aan grotere doelstellingen als een groener, duurzamer, rechtvaardiger, gezonder, schoner en economisch sterker Rotterdam.”
Een samenleving zonder afval zo snel mogelijk dichterbij te brengen, luidt het doel van Rotterdam Circulair 2019-2023: er moet een omschakeling gemaakt worden van lineair (produceren-gebruiken-afdanken) naar circulair (duurzamer produceren, aanschaffen en wegdoen van spullen). Halvering van het gebruik van primaire grondstoffen in 2030 staat als eerste stip op de horizon, in 2050 is de stad volledig circulair en zijn de grondstofstromen gesloten.
De langetermijnstrategie richting die horizon is opgedeeld in actieplannen voor de vierjarige collegeperiodes. In het plan van 2019-2023 helpen twee routes het project op gang: de een gaat over bewustwording, de ander over verankering in de economie van stad.
‘Doe-denken’
“Het is natuurlijk allemaal nog nooit eerder gedaan, dus het pad ernaartoe zijn we gaandeweg aan het ontwikkelen en uitstippelen”, legt Lagendijk uit. “We hebben de eerste jaren benut om kennis op te doen, te experimenteren en pilots uit te voeren om vandaaruit opschaling te creëren.”
De stad werkt daarbij vanuit het zogenoemde ‘doe-denken’: “Gewoon starten met projecten zodat je in de praktijk ervaart waar je tegenaan loopt. En als je dat weet, kijk je wat er nodig is om het anders te gaan doen in onze manier van werken, in onze beleidsdocumenten of in hoe wij onze systemen hebben ingericht,” vertelt Lagendijk.
Aan de basis van het programma ligt een onderzoek dat verschillende grondstofstromen in Rotterdam in kaart heeft gebracht, inclusief de impact op de economie. Uit een analyse blijkt in welke sectoren de gemeente met maatregelen het meeste effect kan realiseren op de circulaire economie: als eerste de bouw, goed voor zestig procent van het Rotterdamse afval en met een opdracht voor de bouw van 18.000 nieuwe woningen. Daarnaast de groene stromen, die beter gescheiden moeten worden, wat in een verdichte stad met veel hoogbouw een flinke opgave is. Consumptiegoederen vormen de derde sector.
“Gewoon starten met projecten zodat je in de praktijk ervaart waar je tegenaan loopt. En als je dat weet, kijk je wat er nodig is om het anders te gaan doen”
Van Zooi naar Mooi
Naast exploreren ligt in de eerste jaren van het programma, dat de naam Van Zooi naar Mooi heeft gekregen, de nadruk op bewustwording: afval is een waardevolle grondstof voor iets nieuws.
Lagendijk: “Het is een grote opgave waar we voor staan. Het vraagt om anders te kijken naar hoe we produceren, of we überhaupt iets moeten kopen of niet. Om anders te kijken naar hoe je met je spullen omgaat: zorg je dat het gerepareerd wordt of koop je een iets duurder product waardoor het langer meegaat? En hoe ga ik ermee om als ik het zelf niet meer wil? Zorg ik dat het een tweede leven krijgt, of zorg ik dat het in ieder geval ergens ingeleverd wordt zodat het gerecycled kan worden? Dat zijn grote complexe systeemveranderingen die niet alleen maar bij consumenten, bij ondernemers of bij een overheid kunnen liggen. Je hebt elkaar, de hele keten, nodig. Samenwerking is echt cruciaal om de samenleving circulair in te richten.”
In Rotterdam komen allerlei initiatieven van de grond: van circulaire rioolbuizen en het toepassen van materiaalpaspoorten tot een natuurvriendelijke havenoever met zand uit een park. Maar ook CIRCO Tracks waarin de gemeente bedrijven ondersteunt bij de ontwikkeling van circulaire producten, diensten, en businessmodellen. Er is een Circulair Loket waar ondernemers terecht kunnen met vragen over hoe afval als grondstof benut kan worden en waar juridisch advies op maat wordt gegeven. De Urban Department Store stelt leegstaande panden beschikbaar zodat Rotterdamse labels en een ruilwinkel hun initiatieven met duurzame, betaalbare duurzame kleding aan een groter publiek kunnen tonen.
Op wijkniveau
Er is veel meer: de Urban Mining Corp waarmee plastic hoogwaardiger te hergebruiken is, een groenbestek, deelname aan het Betonakkoord. Circulair beheer en ontwerp van de buitenruimte, ingezameld blad verwerken tot bokashi en de Upcycle Mall waar Rotterdammers straks niet alleen hun grof huishoudelijk afval en afgedankte spullen naar toe kunnen brengen, maar waar iedereen kan ervaren wat circulair produceren en consumeren inhoudt.
Ook op wijkniveau zijn er initiatieven, zoals door bewoners georganiseerde festivals met activiteiten over het repareren, recyclen, ruilen en met liefde behandelen van spullen. Of door het zichtbaar maken en bevorderen van circulair gedrag. “In de wijken kijken we vooral waar de energie al zit en hoe we een extra zetje of een podium kunnen geven, zodat het groter wordt”, vult Lagendijk aan.
Nieuwe inzichten
Al die initiatieven, waarbij de gemeente verschillende rollen als bijvoorbeeld aanjager, opdrachtgever of facilitator heeft, bieden nieuwe inzichten. Lagendijk: “Het zijn een soort leerloepjes waarin we continu, op basis van wat we aan het doen zijn, kijken of dat het juiste is en wat er aanvullend gedaan moet worden. Ons nieuwe programma is opgebouwd vanuit de knelpunten die we de afgelopen jaren hebben ervaren. We hebben projecten benoemd om die belemmeringen aan te pakken.”
Een van de belangrijkste geleerde lessen uit de eerste vier jaar is om niet alleen naar de grondstoffenstromen te kijken. “Maar juist ook naar wie nou eigenlijk de eigenaren zijn, wie zijn er nodig en aan zet om die verandering te maken? Je hebt de ondernemers nodig, de Rotterdammers zelf en ook onze eigen gemeentelijke organisatie kan een belangrijke rol spelen.”
De tweede fase: opschaling
Rotterdam Circulair gaat in de tweede fase daarom verder met zes agenda’s: de bouw, de organische stromen en de consumptiegoederen plus de rol van de ondernemers, van de Rotterdammers en die van de gemeente zelf. De exploratiefase wordt ingeruild voor een opschalingsfase. Minder pilotprojecten, maar schaalbare projecten die bijdragen aan procesverandering, aan grote stappen die nodig zijn voor de transitie.
“De doelstelling voor 2030 houden we vast, dus halvering van de primaire grondstoffen. We positioneren hem wel anders nu, want circulariteit is geen doel op zich, maar een middel om bij te dragen aan grotere doelstellingen: zoals een groener en duurzamer Rotterdam, een rechtvaardiger en economisch sterker Rotterdam en een gezonder en schoner Rotterdam. Dat zijn de hoofddoelstellingen, daar hebben het aan opgehangen.”
Op die thema’s maakt de gemeente een verdiepingsslag. “Je moet per agenda kijken wat de concrete subdoelstellingen zijn. Dus wat ga je nou doen? Wat willen we bereiken op bijvoorbeeld die circulaire bouwopgave? Daar hebben we concrete inspanningsdoelen voor, gericht op 2027. Het creëren van een materialenhub is daar een hele belangrijke van”, geeft ze een concreet voorbeeld.
Afstemming met andere opgaven
Lagendijk noemt als andere belangrijke wijziging dat er meer vanuit een integrale blik wordt gekeken. “Circulariteit beschouwen we niet als topprioriteit in een aanbesteding, maar we kijken vanuit meerdere opgaves, zoals de sociale, de energie- en de klimaatopgave bijvoorbeeld. Dat biedt kansen en afwegingen, waarin je soms prioriteiten moeten stellen omdat er geen oneindige pot met geld is.”
“We zoeken vooral naar de kansen en die zijn er ook. Zeker als je bijvoorbeeld kijkt naar organische stromen, dat gaat over al het groen in de buitenruimte. Daar kun je met circulaire toepassingen een bijdrage leveren aan een opgave als biodiversiteit en klimaatadaptatie. In 2030 is circulair de standaard in ons werken bij beheer en onderhoud van openbare ruimte: circulair tenzij, dat is wat je in 2030 wilt, dus dat hebben we concreter gemaakt naar de verschillende agenda's.”
Ze vervolgt: “Een andere belangrijke les is dat we ook hoger op de R-ladder gaan zitten. In de eerste fase was er veel aandacht voor de afvalkant. Willen we echt impact maken, dan moeten we meer naar de voorkant, dus naar het ontwerp, naar het productieproces, naar langer doen met spullen.”
‘Doe-denken’ verbinden aan processen
Die aanpassingen in de strategie en denkwijze brengen ons terug bij de in het begin van het gesprek genoemde noodzakelijke verankering in de manier van werken en de procedures van de gemeente. “We moeten het doe-denken in het project verbinden aan de processen. Bij de overheid blijven we vaak in het project zitten, maar het moet uiteindelijk in je werkprocessen landen. Dus bij ieder project moet je die koppeling gaan leggen.” Ze geeft een voorbeeld van een renovatie bij een honkbalvereniging in Rotterdam Zuid. “Om dat helemaal circulair te doen, is een bevlogen proces geweest. Dat kun je dan afvinken als project, maar de opschaling ga je juist vinden in de lessen die daar geleerd zijn.”
Dat is ook waar Rotterdam Circulair samenwerking nodig heeft. “Want wij zijn als programma de aanjager, een motor achter die circulaire beweging, maar de opgaven moeten natuurlijk opgepakt worden door de mensen die iedere dag bezig zijn met vastgoed of met de buitenruimte.”
De kracht zit hem in het als keten samen oppakken van dingen, maar ook bij de gemeente. Lagendijk heeft er een positief gevoel over rond het nieuwe programma: “Ik heb de afgelopen maanden ervaren dat er veel energie bij heel veel collega’s zit, veel meedenkkracht. Toen ik er drie jaar geleden in kwam, voerde ik een heel ander gesprek dan nu. Toen was het van waarom is het belangrijk en het is allemaal ingewikkeld. Nu is het van ‘dit mag wel wat ambitieuzer’ of ‘je kan hier nog aan denken en hebben we hier al over nagedacht, want dit is nog niet goed geregeld’. Het is een hele andere vibe.”
“Willen we echt impact maken, dan moeten we meer naar de voorkant, dus naar het ontwerp, naar het productieproces, naar langer doen met spullen"
Rotterdam Circulair in de openbare ruimte
De doelen van Rotterdam Circulair sijpelen door in de transitieagenda’s: de openbare ruimte is ondergebracht in de agenda’s bouw en organische stromen: de ‘grijze’ openbare ruimte zit in de bouw, de groene valt onder de organische stromen. Caroline Agema-Van der Maas is transitieregisseur van het grijze deel, “maar we trekken heel veel samen op met groen”. Samen zijn ze in de Maasstad goed voor zo’n 25 miljoen vierkante meter verharding en evenzoveel vierkante meter aan groenoppervlak.
“Een enorm areaal, dus daar kun je grote slagen maken”, zegt Agema-Van der Maas. “Binnen grijs en groen heb je weliswaar je eigen aanpak en pilots - voor steen moet je nu eenmaal andere dingen doen dan voor groen - maar we werken ook samen rond bijvoorbeeld onderwerpen als het materialendepot en de Rotterdamse Stijl.”
Standaardisatie
Die Rotterdamse Stijl is sinds 2008 in gebruik en schrijft een kader voor stedelijke inrichting voor. “Een standaard voor het gebruik van materialen in de openbare ruimte: welk type bankje, welk type steen, welk type lantaarnpaal. Het is het assortiment waaruit je kunt kiezen voor de grijze en groene buitenruimte.”
Er zitten voor circulariteit voor- en nadelen aan die stijl, meent Agema-Van der Maas: “Het heeft als voordeel dat het door een beperkt assortiment van materialen mogelijk is om langjarig te sturen op circulariteitseisen bij de inkoop. En in het beheer en onderhoud is het makkelijker. Anderzijds is het voor hergebruik van materialen lastig wanneer je alleen maar Rotterdamse Stijl-materialen mag gebruiken. Dat zijn dan discussies die je moet voeren: wat is belangrijk voor enerzijds je straatbeeld en anderzijds je duurzaamheid?”
Pragmatisch
Het doe-denken uit het overkoepelende programma is ook de werkwijze in de openbare ruimte, vertelt Agema-Van der Maas: “Pragmatisch met veel pilots, maar bij die pilots kijk je uiteraard vooraf naar de leerdoelen, wat wil je eruit halen, waar kun je mee verder en hoe kun je het in je organisatie verankeren. Dat is ook wat we in de volgende fase blijven doen: verkennen, onderzoeken, pilots, ook vanwege innovaties.”
Zo heeft Rotterdam in de openbare ruimte al diverse pilots gedraaid de afgelopen jaren. Ze geeft voorbeelden rond het hergebruik van stenen en tegels: wat komt daarbij kijken en wat vinden bewoners daarvan. Of van technische innovaties zoals een fiets- en voetgangersbrug met geopolymeerbeton, een traject met EU-subsidie. In de groensector is er een innovatie met bokashi: bladafval dat niet gecomposteerd maar gefermenteerd wordt om meer voedingsstoffen te behouden en op die manier hergebruikt te kunnen worden in groenvakken.
Zo zijn er veel pilots uitgevoerd en nog aan de gang rond allerlei assets in de grijze en groene buitenruimte. “Op zich gaat dat nog vrij opportunistisch: waar doen zich innovaties voor, waar dienen marktpartijen zich aan, waar zijn enthousiaste collega’s met ideeën. Dus je pakt de kansen waar ze zijn en dat is hartstikke goed. Maar we willen het nu wat meer structureren. De komende tijd wordt er bijvoorbeeld gewerkt aan een Nota Vervangingsinvesteringen en nieuwe assetmanagementplannen. Dat is een mooi moment om voor iedere asset structureler te gaan kijken.”
Opschalen op meerdere vlakken
Opschalen is het toverwoord voor de komende jaren, beaamt Agema-Van der Maas. Ze noemt vier vlakken waarop het programma die slag in de Rotterdamse openbare ruimte moet gaan maken: randvoorwaarden stellen, tools ontwikkelen en ter beschikking stellen en dat alles in de lijnorganisatie borgen. “En intern de mensen enthousiasmeren, meekrijgen en motiveren.”
Dus niet alleen opschalen qua projecten en innovaties, maar juist ook in de organisatie rond de openbare ruimte. “Er zijn zoveel processen rond ontwerp, gebruik, beheer, onderhoud, renovatie en vernieuwing die op allerlei plekken in de organisatie plaatsvinden. Daar moet je op een gegeven moment op ingrijpen, haakjes vinden om het circulaire gedachtegoed een plek te geven.”
En niet alleen het gedachtegoed, maar ook instrumenten. Zodat we niet bij ieder project het wiel opnieuw gaan uitvinden, vult ze aan. “De afwegingen die er zijn, als bijvoorbeeld bij rioolvervanging de straat opengaat en er allerlei materialen vrijkomen: wie beoordeelt hoe en op basis waarvan of de straatstenen teruggelegd en dus hergebruikt kunnen worden? En als er een bewerking aan te pas komt die leidt tot milieu impact, waar ligt dan het omslagpunt dat een nieuwe straatsteen met daarin gerecycled materiaal misschien milieuefficiënter is dan hergebruik van een bestaande straatsteen? Dat is een afwegingskader waar we vanuit het programma voor moeten zorgen en die je voor de processen in de lijnorganisatie wilt verankeren.”
“Het gaat nog vrij opportunistisch, de kansen pakken waar ze zijn. Dat is goed, maar nu willen we het wat meer structureren.”
Randvoorwaarden
Zo’n afwegingskader is een randvoorwaarde, net als bijvoorbeeld een materialendepot of een materialenmarktplaats. “Vanuit het programma doen we een locatiezoektocht en een pilot met een digitale marktplaats. We gaan zo’n depot echter straks niet vanuit het programma bemensen, dus ook die verantwoordelijkheid moet je in de organisatie onderbrengen.”
Agema-Van der Maas somt enkele instrumenten op die ze voor die verankering tot haar beschikking heeft: programma’s van eisen, de Rotterdamse Standaard voor Projectmatig Werken, assetmanagementsplannen, de Nota Vervangingsinvesteringen. “In alle documenten en beleidsplannen moeten we circulariteit een plek geven.”
Zo moet straks het eerste doel van 2030 in zicht komen, de halvering van het primaire grondstoffengebruik. Het is door het ontbreken van monitoring voorlopig nog varen zonder kompas. “In alle eerlijkheid, we weten niet waar we nu staan ten opzichte van die vijftig procent reductie, dat is gewoon niet meetbaar. Er is qua monitoring wel veel in ontwikkeling, maar voorlopig is het belangrijkst dat je voortgang boekt: dat je ziet dat de organisatie meegaat en circulariteit meer onderdeel van het dagelijks werk wordt.“
Kijk voor alle afgeronde, lopende en komende inspanningen en projecten in de Uitvoeringsagenda van Rotterdam Circulair.
“In alle documenten en beleidsplannen moeten we circulariteit een plek geven”