Joep de Groot, bestuursvoorzitter van CZ, over het IZA en de transformatie: ’Politici voeren niet het echte debat over de grenzen aan de zorg’
De meeste van de ingediende transformatieplannen voor het Integraal Zorg Akkoord (IZA) werden dit jaar afgekeurd. De transformatiemiddelen – 2,8 miljard euro in vier jaar – zijn nog nauwelijks ingezet. Van de 120 ingediende voorstellen bleken er in september pas 35 goedgekeurd. Joep de Groot, CEO van zorgverzekeraar CZ, is nauw betrokken bij de ontwikkeling van het IZA. Hij ziet kansrijke best practices en vindt dat er met de burger een stevige discussie moet worden gevoerd. ‘We praten wel over het zorgstelsel, maar niet over het feit dat we heel veel zorg leveren vanuit sociale problematiek.’
Door: Martin Zuithof Fotografie: CZ
Joep de Groot is sinds 2019 bestuursvoorzitter van CZ. De tweede zorgverzekeraar van het land, van oorsprong actief in zuidwest Nederland, maakte in 2022 een flinke groei door en telt inmiddels vier miljoen verzekerden. ‘Die groei vind ik relatief: het is niet het doel waarvoor we op aarde zijn’, reageert De Groot. ‘Ons doel is dat patiënten toegang hebben tot zorg. We zijn marktleider in de meeste regio’s in het zuiden. In Brabant en Limburg zijn we dat vaak samen met VGZ, maar vijftig procent van onze verzekerden woont boven de rivieren.’
‘Bewustzijn versterken over passende zorg’
De Groot wil vanuit CZ de discussie over passende zorg aanwakkeren en het bewustzijn versterken dat de toegankelijkheid in de zorg in gevaar komt. ‘We zien een steeds groter issue met de toegankelijkheid in de zorg. Op dit moment werkt een op de zes Nederlanders in de zorg en door de stijgende zorgvraag moeten we eigenlijk naar een op de vier. Dat lukt echt nooit en het zorgsysteem kraakt nu al. We zullen met het zelfde aantal professionals dus meer mensen moeten bedienen. Het IZA bevat daarom doelen als passende zorg, meer tijd voor de patiënt (MTVP), digitalisering. Als CZ kijken we hoe dat we in onze regio’s vertalen naar regiobeelden, in overleg met onze partners en zorgverleners. Met een goede implementatie van passende zorg en digitalisering maken we een grote kans die zorgkloof goed te dichten.’
‘Hoe kan de samenwerking tussen zorg en sociaal domein onder de regie van de huisarts gestalte krijgen?’
Hoe ziet die zorgkloof er nu uit? Welke patiënten komen tekort?
‘Ik ben bang dat we straks over de hele linie professionals te kort komen en daarmee krijgen ook steeds meer patiënten tekort. Als je de prognoses voor 2030 bekijkt, zien we dat we zo’n twaalf procent aan personeel structureel tekortkomen, zowel in de ziekenhuizen, bij de huisartsen, in de wijk en in de GGZ. Dus moeten we echt een omslag maken en op een andere manier zorg leveren. We moeten met elkaar anders nadenken over wat zorg is en hoe we die moeten leveren.’
Welke goede IZA-plannen ziet u nu?
‘De transformatieplannen moeten echt tot doel hebben de toegankelijkheid te waarborgen. We zien een heel mooi plan van het Elisabeth-Twee Steden Ziekenhuis om de chronische zorg verder te digitaliseren en daardoor minder personeel nodig te hebben. De Zeeuwse Zorgcoalitie komt ook met een plan voor passende zorg op basis van digitalisering. Een mooie beweging die bij het IZA past is de omslag die huisartsen in de Oostelijke Mijnstreek maken naar positieve gezondheid, samenwerking met het sociaal domein en digitalisering. Daarbij willen ze de stap maken van pluspraktijken naar de pluswijken. De huisarts werkt daarin met een vast team samen met de wijk en de gemeente om de verbinding met het sociaal domein nog verder te versterken. Dat is een hele gave ontwikkeling die met het IZA verder versneld kan worden. Daar werken we samen al lang aan.’
Van de 120 ingediende IZA-plannen werd het merendeel in de eerste ronde afgekeurd. Een goed IZA-plan maken is nog wel een dingetje?
‘Hoe raar is het dat grote transitieplannen, waarmee honderden miljoenen gemoeid gaan, niet in een keer worden goedgekeurd? Soms blijkt dat we nog een paar rondjes met elkaar nodig hebben om zo'n plan goed af te stemmen. Ik ben echt enthousiast als ik kijk naar het aantal plannen die worden ingediend, zowel wat betreft de kwaliteit en de scoop ervan. Bij sommige dachten we wel: is dit nu de transformatie die we zoeken? Is dit de oplossing voor het dreigende zorginfarct?’
‘We zagen ook veel detailplannen, bijvoorbeeld voor een multidisciplinair overlegtool. Dat is geen transformatieplan, maar iets voor je bedrijfsvoering. Transformatieplannen zijn bedoeld om de dreigende toegankelijkheidskloof te dichten. Om echt grote stappen te maken, niet alleen binnen de eigen praktijk, maar juist in de regio om grote problemen aan te pakken. Zowel de scoop als de kwaliteit van de plannen zijn de afgelopen maanden sterk verbeterd. We zien nu plannen die meer gericht zijn op de echte transformatie.’
‘Laten we zorgen voor meer vaste structuren in de wijk en minder concurrentie tussen al die aanbieders’
Wat zijn de kenmerken van een goed regionaal IZA-plan?
‘Cruciaal is of het plan echt bijdraagt aan de issues rond de toegankelijkheid van de zorg. Durf je daar ook de getallen bij te noemen? Zeggen dat het een bijdrage levert, is niet genoeg. Als je de keten voor de chronische zorg wilt herontwerpen, durf het dan ook aan dat je tien procent meer patiënten kunt begeleiden met dezelfde bezetting? Of neem de zorg bij steunkousen, die medisch gezien niet altijd noodzakelijk is. Als je dat anders wilt doen, spreek dat dan af met alle regionale partners. Het doel en de schaal zijn dus bepalend voor de impact. Hoe goed heb je het dan nou ook eigenlijk uitgedacht, zodat je het ook echt kunt uitrollen met elkaar? Is je projectmanagement en je team op orde?’
‘Een mooi voorbeeld vind ik de Zeeuwse Zorgcoalitie. In Zeeland hebben ze in beeld gebracht hoeveel professionals ze de komende jaren tekortkomen en hoe ze dat mogelijk oplossen. Hoeveel brengt passende zorg dan op, wat levert de herschikking op en wat kunnen ze met digitalisering bereiken? Vanuit de coalitie zitten partners met impact bij elkaar. Ze hebben het doel goed geanalyseerd en gaven aan dat iedere oplossing ook bij moet dragen aan oplossing van hetpersoneelstekort. Dat maken ze ook hartstikke helder: wat is het doel, wat gaan we doen, levert dat voldoende op en kunnen we dat gelijk op de goede schaal toepassen met elkaar? Ik vind dat echt een inspirerend voorbeeld.’
Hoe belangrijk is daarbij de betrokkenheid van burgers en het burgerberaad?
‘Ik maak even een zijstapje’, zegt De Groot en maakt de vergelijking met ongeruste burgers in Zuid-Limburg. ‘Twee weken geleden was ik bij een demonstratie tegen de sluiting van de Spoedeisende Hulp in Heerlen. Daar kregen David Jonge van het Zuyderland Ziekenhuis en ik een petitie aangeboden, die door 33.000 mensen is ondertekend. Daar realiseerde ik me dat wij vanuit de zorg het gesprek met de rest van Nederland over wat zorg is en hoe we die verdelen, nog hardop moeten voeren. Ook viel me op dat er een aantal politici stonden, die vrolijk zeiden dat ze het personeelsprobleem wel even zouden oplossen. Het is natuurlijk verkiezingstijd, maar vertellen ze daarmee het eerlijke verhaal?’
De Groot vergelijkt de Limburgse situatie met het betrekken van burgers in Zeeuwse Burgerberaad. ‘Dat is zo belangrijk omdat ze de discussie durven aangaan: wat is nu echt zorg? Als zorg een schaars goed is, moet je dat verdelen op basis van solidariteit en duidelijke criteria. Tegelijk zie je een sterk toegenomen mondigheid: een klant met de nodige empowerment, die ook eisen stelt. En dat botst geregeld. Als de politiek blijft roepen dat alles kan, terwijl wij en zorgprofessionals denken: “Dat kan echt niet meer”, creëer je iets dat door die zorgprofessionals niet meer is op te lossen. Dan staat er steeds meer druk op de zorg.’
‘Dus moeten we burgers meenemen in de transitie, ze de kans geven om mee te praten. In het Burgerberaad leidde dat tot mooie discussies, waarbij mensen zelf de kans krijgen om te vertellen wat ze belangrijk vinden in de zorg. Zo krijgen ze ook inzicht in waarom dat af en toe knalt, piept en kraakt en in de rol die men daar zelf in heeft. Ik ben er een paar keer bij geweest en er ontstonden mooie reflectieve discussies. Burgers kunnen wel degelijk bijdragen: zorg is niet alleen van de patiënten is maar van ons allen, van de maatschappij.
Gaan artsen al beter voorschrijven?
‘Dat wordt niet gevoerd. We praten wel over het zorgstelsel, maar niet over het feit dat we heel veel zorg leveren vanuit sociale problematiek. Dat staat nergens op de agenda, terwijl als je met huisartsen en de ggz praat, meteen hoort dat er veel sociale problematiek de zorg binnenkomt. Daar hebben we nog geen oplossing voor gevonden. We lopen tegen grenzen aan, waar de politiek iets mee moet. We geven jaarlijks bijna drie miljard uit aan dure medicijnen, die lang niet allemaal effect hebben. Waar ligt de grens? Als we één miljard mogen investeren voor de volksgezondheid, zouden die dan naar deze nieuwe dure geneesmiddelen gaan? Of kan kunnen die beter gaan naar vernieuwingen die op het snijvlak liggen van sociaal en zorg?’
‘Is dit de transformatie die we zoeken? Is dit de oplossing voor het dreigende zorginfarct?’
‘Die discussie mis ik in de politiek enorm: waarvoor is de zorg? Hoe kan de samenwerking tussen zorg en sociaal domein onder de regie van de huisarts gestalte krijgen? Welke goede voorbeelden zien we en welke kenmerken hebben die? Het belangrijkste is dat we moeten beseffen dat dit in de buurt moet plaatsvinden, waar we de versnippering moeten tegengaan. Ik denk dat een huisarts met wijkverpleegkundigen een vast virtueel team kan vormen, liefst samen met iemand van de gemeente. Als we constant versnipperingen in de buurt aanbrengen, omdat we keuzevrijheid een absoluut recht vinden, dan is voor de huisarts de afstemming niet te doen. Dat geldt voor de wijkverpleging, voor jeugdteams en voor sommige wijkteams. Laten we zorgen voor meer vaste structuren in de wijk en minder concurrentie tussen al die aanbieders. Als je zorgt voor vaste virtuele teams dan kan zo'n huisarts met zijn team daar ook weer de lead in hebben.
Vaste structuren in de wijk en minder concurrentie tussen al die thuiszorgaanbieders?
‘Ja, maar ook minder thuiszorgaanbieders. Dat is lastig, want in Nederland houden we van keuzevrijheid en het recht om een eigen bedrijf op te starten. Zo zijn er wijken met meer dan honderd aanbieders: hoe verwacht je dat huisartsen daarin überhaupt iets kunnen coördineren? Hebben we van keuzevrijheid niet een te absoluut recht gemaakt? Ik ben het ook eens met het rapport van de Raad van Volksgezondheid en Samenleving, dat stelt: verander een aantal spelregels van het stelsel. Niet alles hoeft op de schop, maar ontwikkel door. Laat niet de oplossing van gisteren leidend zijn bij de problematiek van morgen.’
‘Als we niet opletten, dan gaat het alleen nog over marktwerking. Blijkbaar heb je óf marktwerking óf samenwerking en dat vind ik veel te simplistisch. Tegelijkertijd zie ik op sommige delen in de zorg dat ik me echt afvraag of we door moeten gaan met deze versnippering. En daarmee ook de vraag of de manier waarop we dit belonen, nog altijd werkt. Ik begin echt anders te denken over de rangschikking van de waardes die we volgen, zoals keuzevrijheid versus coördinatie. Ik ben niet voor één partij in de wijk die alles voor het zeggen heeft, daar hebben we de nadelen ook van gezien. Maar met een beperkt aantal partijen is het toch echt beter te regelen en te coördineren.’
‘Ik zeg meestal: stop maar met digitaliseren. Ook de behandelprocessen moet je herontwerpen’
Huisartsen hadden nogal wat weerstanden tegen het IZA. Hoe kunnen zij hun rol daarbij het beste spelen in uw ogen?
‘Zelf zie ik het grote belang van een vaste huisarts. Iemand die de patiënt kent, zo blijkt uit wetenschappelijk onderzoek, heeft een enorm effect op de levensverwachting van de patiënt. De vaste huisarts heeft ook een beter doorverwijspatroon naar de tweede lijn. De huisarts zou ik het liefst in de buurt willen hebben, ook voor de afstemming met het sociaal domein. Het mooie van wat we in het IZA hebben afgesproken – ‘meer tijd voor de patiënt’ -- is dat ze ook meer ruimte krijgen voor moeilijke groepen.’
Nemen huisartsen al meer tijd voor de patiënt?
‘We hebben afgesproken dat huisartsen daaraan in cohorten gaan deelnemen. Eind van dit jaar gaat het laatste kwart meedoen. Ik zie in een aantal regio's dat dat inderdaad wordt opgepakt. Ook zie ik op ongeveer alle plekken waar ik kom een andere discussie dan anderhalf jaar geleden. De discussie over transformatie: we moeten het met elkaar anders gaan doen, anders blijft de zorg niet toegankelijk en is het niet werkbaar voor onze professionals. Dat het is geland zie ik overal, evenals het feit dat we met transformaties aan de gang gaan. We zien verzekeraars onderling ook anders gaan acteren. Ik vind dus dat er veel in beweging is gekomen en dat vind ik de waarde van IZA. Ik zie wel echt dat er nu veel meer beweegt dan ervoor en tegelijk wacht ik ook op de resultaten.’
Ook digitalisering is behoorlijk weerbarstig, zowel wat betreft de informatie- en communicatiesystemen, als qua mindset van de dokter en de patiënt. Dat blijkt een transformatie van hele lang duur?
‘Ik zeg ook meestal: stop maar met digitaliseren. Het gaat vooral om het bedenken van hoe een proces anders kan lopen, daar kan IT een rol in spelen. Wat we heel vaak zien, is dat mensen die hun proces echt anders gaan bedenken. Een mooi voorbeeld is het team Inflammatory Bowel Disease (IBD), van de Maagdarmlever-poli in het Zuyderland Ziekenhuis. We hadden daar echt een toegankelijkheidsissue en hebben een herontwerp gedaan van het proces met een IBD-coach. Een ander ziekenhuis heeft die tool vervolgens ook opgepakt, maar het proces niet aangepast en daar lukte het niet. Daaruit blijkt wel dat je je proces ook echt moet aanpassen.’
‘Als we niet opletten, dan gaat het alleen nog over marktwerking. Blijkbaar heb je óf marktwerking óf samenwerking en dat vind ik veel te simplistisch’
‘Daar stinken we af en toe met elkaar wel een beetje in: dat we het digitale vooropstellen, in plaats de manier waarop we werken met elkaar en met patiënten. Eén van de leuke dingen is dat je ziet dat op plekken, bijvoorbeeld bij het Huisartsenteam Etten-Leur, dat ze echt procesaanpassingen hebben gedaan met de manier waarop ze omgaan met e-consults en met vragen. Degenen die daarbij voorop lopen zeggen: “Dit levert mij tijd op, maar dan moet je ook echt je spreekuur aanpassen, het gedrag aanpassen. Je krijgt ook vragen die je in eerste instantie denkt, ja, die had ik normaal niet beantwoord”.’
‘Als wij mensen benaderen als consumenten, dan moeten we het ook niet gek vinden dat ze als consument vragen stellen aan ons. Als wij laten zien dat zorg eigenlijk infrastructuur is en een samenlevingsvraagstuk, dan mag je ook van de burger verwachten dat die af en toe nadenkt: is deze vraag wel reëel? De supermarkt kun je binnenlopen en dan ben je als klant koning. In de zorg moet je heel eerlijk zijn: je kunt niet alles eisen. Ik denk echt dat het anders moet, anders blijft de toegankelijkheid niet overeind. Als CZ moeten we dat eerlijke verhaal durven te vertellen. We proberen te veranderen, willen eerlijk vertellen wat er aan de hand is. Dat betekent dat we iets met elkaar moeten veranderen, want de zorg is van de samenleving.’