Smart lighting
en de kwaliteit van leven in de stad

Welke kant gaat het op met smart lighting en hoe kan de nieuwe lichttechnologie een bijdrage leveren aan de kwaliteit van leven in de stad?

Tekst: Peter Bekkering


Deze vragen werden in 2012 uitgewerkt in de Visie en roadmap stedelijke verlichting Eindhoven 2030. Op basis van dit document werden tien potentiële proeftuinen benoemd in Eindhoven. In de periode 2017-2022 zijn er vijf aan de beurt. Elke den Ouden, founding father van TU/e LightHouse en het Intelligent Lighting Institute en verbonden aan de TU Eindhoven, maakt een tussentijdse balans op.

Elke den Ouden is sinds 2000 verbonden aan de TU Eindhoven, aanvankelijk part-time en later fulltime. Als hoogleraar Industrial Design kreeg ze te maken met de discussie of de TU/e onderzoek moest gaan doen naar intelligent lighting, omdat met de opkomst van de digitalisering ook licht geïntegreerd zou gaan worden in allerlei slimme systemen. Ook was ze een van de founding fathers van het in 2009 opgerichte Intelligent Lighting Institute (ILI) van de TU/e.

Fases planning proeftuinen

“Uitgangspunt daarbij was dat vanwege de complexiteit van de materie innovatie alleen mogelijk is, wanneer partijen samenwerken.” In diezelfde periode waren er verschillende pilots met ledverlichting in Eindhoven, waarbij vooral de energiebesparing centraal stond. De gemeente Eindhoven betwijfelde echter of dat de juiste insteek was. “Ze stelden zich de vraag of er niet meer aan de horizon was en worstelden met de vraag wat een verstandige beslissing zou zijn. Wanneer instappen en met welke insteek?”

De gemeente Eindhoven initieerde een Europees kennisuitwisselingsproject op basis van deze vragen in 2010 en benaderde gaandeweg het ILI van de TU/e. Samen besloten ze dat er een toekomstvisie moest komen waar het naar toe zou moeten gaan met smart lighting, zodat de gemeente toekomstbestendige beslissingen kon nemen. Naar aanleiding van het verzoek besloten Elke den Ouden en Rianne Valkenburg van de TU/e in 2012 tot de oprichting van LightHouse met als doel de kennis over smart lighting op de TU/e te verbinden en te ontsluiten. “Dat was nodig want er werd vanuit allerlei invalshoeken naar licht gekeken: technisch, elektronica, algoritmes, de beleving van mensen, omgevingspsychologie. Daarnaast was het nodig om te kijken hoe je innovatieprocessen rond zulke onderwerpen het beste kunt organiseren.”

In juli 2012 bracht het LightHouse samen met de gemeente Eindhoven de Visie en roadmap stedelijke verlichting Eindhoven 2030 uit. “Voor die uitgave hebben we aan allerlei bedrijven en kennisinstituten gevraagd welke kant het op zou gaan met smart lighting. Dat document ging ook nadrukkelijk over de vraag welke bijdrage de nieuwe lichttechnologie zou kunnen leveren aan de kwaliteit van leven in de stad. Licht dat voor allerlei doelen kon worden toegepast in een stad: elkaar ontmoeten, spelen, veiligheid, veilig verkeer, navigatie et cetera. Bovendien wilden we met nieuwe toepassingen experimenteren – bijvoorbeeld tijdens het Lichtfestival GLOW Eindhoven – en gaan kijken of het vervolgens in wijken toepasbaar zou zijn.” Het duurde bijna vier jaar – van 2012 tot aan 2016 – om van roadmap tot project te komen. “Dat kwam omdat de gemeente in de aanbesteding niet om ‘nieuwe lichtmasten’ wilde vragen, maar een ambitie wilde aanbesteden, namelijk continue innovatie in de openbare verlichting. En wilde dat de bedrijven zich bezighielden met de vraag hoe die innovatie kon bijdragen aan de kwaliteit van leven in de stad. Bovendien moest de apparatuur die werd neergezet mee ontwikkeld worden met voortschrijdende inzichten. Dit alles betekende dat de gemeente bij de aanbesteding innovatiecompetenties moest gaan beoordelen.” Een andere reden waarom het lang duurde was de discussie over omgaan met data die in de openbare ruimte worden verzameld. “Uiteindelijk heeft de gemeente dat opgelost door in de aanbesteding een aantal principes te definiëren waaraan bedrijven zich moesten houden.”

"Er werd vanuit allerlei invalshoeken naar licht gekeken: technisch, elektronica, algoritmes, de beleving van mensen, omgevings-psychologie."

Uiteindelijk viel de keus op het consortium Philips Lighting (nu Signify)-Heijmans dat een continu innovatieproces voorstelde en tot dit stappenplan kwam:

• De behoeften in gebieden in de stad ophalen bij bewoners en ondernemers, en kijken waar prioriteiten liggen.

• Oplossingen ophalen – intern, maar ook bij andere bedrijven en kennispartijen – en de bewoners en ondernemers betrekken bij de selectie.

• Implementeren inclusief een continue leercyclus.

• Goede oplossingen ook elders uitrollen.

Den Ouden: “Bij deze aanpak begint een belangrijk deel van de innovatie pas wanneer je iets neerzet. Terwijl bij traditionele licht- en bouwprojecten het innovatieproces voorafgaand aan de realisatie loopt en dan stopt. Nu zet je een flexibel systeem neer, dat je naar aanleiding van het gebruik zo nodig kunt aanpassen. Dat betekent dat je je niet meer zoals vroeger beperkt tot infrastructuur en de palen met lampen, maar dat je ook sensoren aanbrengt, kijkt naar de data die de sensoren genereren en dat je diensten ontwikkelt op basis van analyse van die data. Lastig is daarbij dat je op zoek bent naar wat die diensten zouden kunnen zijn, maar dat je die diensten tegelijkertijd nodig hebt om de meerwaarde van zo’n slim lichtgrid te bewijzen.”

In de aanbesteding had de gemeente tien potentiële proeftuinen benoemd: woonwijken, maar ook wegtracés. Het consortium koos ervoor om in de eerste vijf jaar met vijf daarvan aan de slag te gaan. “De keuze van de tien locaties was gebaseerd op de vervangingsbehoefte, typologie van de wijk en de mate waarin al dan niet andere ontwikkelingen in de buurt plaatsvonden. Het contract voorziet in een evaluatie na vijf jaar, waarna de rest van de stad kan worden aangepakt.”

Elke den Ouden

Tijdens de inloopavond in Woenselse Heide konden bewoners aangeven waarom ze plekken in de wijk niet prettig vinden en oplossingen aandragen.

Woenselse Heide (West)

De eerste proeftuin die werd opgepakt was Woenselse Heide (West), een woonbuurt met 3.170 huizen in het noorden van Eindhoven. Een buurt met een aantal voorzieningen en een klein winkelcentrum. De wijk grenst aan het Henri Dunant Park, het sportcomplex met het Ir. Ottenbad en aan de Autowijk. Woenselse Heide telt 5.150 bewoners en heeft een actieve buurtvereniging. “Het is een wijk waar cijfermatig bijvoorbeeld qua criminaliteit nog niets aan de hand is, maar waar je wel al een groter verloop ziet en een economische achteruitgang. Het is een uitdaging om in zo’n wijk aan de slag te gaan omdat er geen direct voor de hand liggend verdienmodel is voor extra diensten.”

"Werken in een wijk als Woenselse Heide is een uitdaging omdat er geen direct voor de hand liggend verdienmodel is voor extra diensten."
"Plekken in de wijk die mensen als fijn of niet fijn ervoeren werden geïnventariseerd. Die mensen werd ook gevraagd wat een plek wel of niet fijn maakte."

De Ring

De tweede proeftuin is een tracé, de Ring. Het betreft de dertien kilometer lange levensader die het centrum van Eindhoven omsluit. Het traject bestaat uit twee keer twee rijstroken autoweg met fietspaden, trottoirs en ventwegen. Voor het onderzoek werd ingezoomd op het deel tussen de Kennedylaan, bij de TU/e, en het Eindhovens kanaal. “Dat was representatief omdat er zowel woningen als scholen als bedrijven aan lagen.” Voor het behoeftenonderzoek werden gesprekken gehouden met buschauffeurs en taxichauffeurs. Ook werden op een markt vlak bij de Ring interviews gehouden met mensen die vaak de Ring passeerden of gebruikten. Daarnaast werd gepraat met bewoners en was er een workshop met politie en hulpdiensten. En tenslotte was er ook nog een online enquête.

Bewoners van Woenselse Heide beoordelen plekken in de wijk.

Gijzenrooi

De derde proeftuin is weer een wijk, Gijzenrooi. Gijzenrooi is een vrij jonge, kinderrijke buurt, gebouwd in de jaren 90. De buurt telt 726 huizen en 1.960 inwoners. De groene wijk ligt dichtbij een bos, is relatief welvarend en er zijn veel koopwoningen. In Gijzenrooi zijn geen eigen voorzieningen, daarvoor kunnen bewoners terecht in aangrenzende buurten. In Gijzenrooi spelen niet echt problemen. Toch is juist die wijk gekozen. “Als er wel problemen waren, was het veel gemakkelijker om iets te doen. Nu zijn we verplicht om op zoek te gaan naar ook minder voor de hand liggende oplossingen.”

Eisenhowerlaan/John F. Kennedylaan

De vierde proeftuin is het tweede tracé. De John F. Kennedylaan en de Eisenhowerlaan zijn uitvalswegen uit de jaren 70 die de A50, ten noorden van de stad, verbinden met de A270 aan de oostzijde van de stad. Ze zorgen samen met andere Eindhovense wegen voor een belangrijke doorstroom van het autoverkeer naar en uit de stad en zijn ook een omleidingsroute in geval van calamiteiten op het hoofdwegennet. Het zijn ruim aangelegde parkwegen met veel groen, in de vorm van onder meer allerlei soorten bomen. Langs de John F. Kennedylaan en Eisenhowerlaan staan 657 lichtmasten, waarvan 78 procent ouder is dan 40 jaar. Op deze masten staan 734 armaturen, waarvan 42 procent ouder is dan 20 jaar.

De Schrijversbuurt

De vijfde proeftuin die door het consortium is uitgekozen, is de Schrijversbuurt. De Schrijversbuurt is een populaire buurt met 3.550 huizen, gelegen tegen het centrum en de Dommelzone. De buurt telt 3.549 bewoners en bestaat voor de helft uit forse, vooroorlogse koopwoningen. In een deel van de buurt gelden specifieke welstandscriteria. “Hierdoor speelt wel een aantal issues, waarin ook de straatverlichting een rol speelt. We zijn echter nog niet bezig met een behoefteonderzoek.”