Tekst: Jeroen Bos, Keurmerkinstituut
Stalen en kunststoffen toestellen verdwijnen Al vele pleinen van zogeheten brede scholen - dit zijn basisscholen met kinderdagverblijf en naschoolse opvang - zijn omgevormd van saaie met tegels belegde pleinen naar groene, levendige speelplaatsen. Stalen en kunststoffen toestellen verdwijnen of worden ontmanteld en deels herplaatst. Glijgootjes worden van het stalen onderstel gehaald en op groene heuvels teruggeplaatst, wipkippen verdwijnen en insectenhotels komen ervoor terug. Een mooie ontwikkeling voor het spelende kind!
Onterechte angst voor WAS-certificeringen Toch heerst er vaak nog de angst om de stap naar een groene speelplek te maken. Dit wordt meestal ingegeven door de lastige en tijdrovende WAS-certificeringen waar ontwerpers en schoolbesturen van schrikken. Een onterechte angst blijkt meestal. Groene speelplekken bevatten bijna nooit onder het WAS vallende speeltoestellen en WAS-certificeringen zijn dan ook helemaal niet nodig.
Niet alle liggende boomstammen en perkoenpaaltjes worden gezien als speeltoestel. En ook niet alle zand- en modderplekken zijn zandbakken, net als dat niet alle waterstroompjes een certificaat nodig hebben. Keurmerkinstituut heeft van enkele groene locaties onderzoeken uitgevoerd waaruit bleek dat met handig ontwerpen een leuke speelplek kan worden gemaakt en het WAS eenvoudig omzeild kan worden.
De (deels) gedemonteerde en teruggeplaatste onderdelen kunnen natuurlijk wel onder het WAS vallen. Het glijgootje op een heuvel is daar een voorbeeld van. In zo’n geval zal de keuring echter redelijk vlot en eenvoudig kunnen verlopen. Alternatief is het gootje niet te plaatsen en de kinderen de heuvel zelf af te laten glijden. Dan is er geen speeltoestel en dus ook geen keuring meer nodig.
In feite geeft de reikwijdte duidelijk genoeg aan wanneer objecten onder het WAS vallen. Is daar twijfel over kan altijd navraag gedaan worden bij de keurende insteling.
Keurmerkinstituut verzorgt online adviesgesprekken voor het ontwerpen van WAS-loze speelplekken en het snel en eenvoudig doorlopen van de keuring mocht dat toch nodig zijn. Een online adviesgesprek kan worden aangevraagd via https://www.keurmerk.nl.
Verplichtingen die voorvloeien vanuit het WAS Dagelijkse merkt Keurmerkinstituut dat de hoeveelheid parate kennis bij beheerders over de wettelijke verplichtingen die het WAS oplegt niet altijd even groot is. De verplichtingen van de beheerder in het kort:
- Typekeuring; Speeltoestellen van na 1997 moeten een certificaat van goedkeuring hebben. Meestal zorgt de fabrikant of importeur voor een typekeuring. Als zij dat niet doen, verschuift de verplichting naar de beheerder.
- Beheer en onderhoud; De beheerder is verantwoordelijk voor de veiligheid van het toestel en het bodemmateriaal. Daarom moet het toestel regelmatig geïnspecteerd en goed onderhouden worden. Dit mogen ze zelf doen of uitbesteden aan anderen. In de praktijk komt het er op neer dat er regelmatig globaal naar het toestel gekeken moet worden en jaarlijks een grondige inspectie door een deskundige als Keurmerkinstituut wordt uitgevoerd. Uit deze inspecties volgen onderhoudsacties die noodzakelijk zijn.
- Keurmerkinstituut geeft de ‘Basistraining inspecteurs speelgelegenheden’ waar in één dag de basis voor het inspecteren van speeltoestellen wordt gelegd. Na het volgen van deze eendaagse training weet u meer over het WAS, kent u de algemene veiligheidsrichtlijnen voor speeltoestellen en kunt u bij onderhoudscontroles deze richtlijnen toepassen. Kijk voor de meest actuele workshopsdata en locaties op https://www.keurmerk.nl. De workshop kan ook in-company gegeven worden.
- Logboek; De beheerder moet voor elk speeltoestel een logboek hebben en bijhouden. In dit logboek staan gegevens over het toestel zelf (fabrikant, eigenaar en beheerder), keuringen, inspecties, onderhoud en ongevallen. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) houdt namens het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) toezicht op deze wetgeving en kan altijd het logboek van een toestel opvragen.
Andre relevante regelgevingen
Als laatste een tweetal andere relevante regelgevingen waar naar gekeken moet worden als het de veiligheid van een schoolplein betreft: de modelverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E).
De modelverordening In de modelverordening wordt in bijlage III, deel D de normering voor het verharde deel van het terrein aangegeven: 3 vierkante meter per leerling, met een minimum van 300 m2, vanaf 200 leerlingen kan met 600 m2 worden volstaan. Er bestaat geen normering voor het onverharde deel. Het is aan de gemeente te bepalen welke omvang het onverharde gedeelte krijgt (dit kan ook nul m2 zijn, is echter onwenselijk).
RI&E Een werkgever is verplicht om een RI&E te maken. Hierin staat welke risico's het werk met zich meebrengt voor de werknemers. Om de veiligheid te beoordelen wordt er onder andere gekeken naar:
- of er voldoende gelegenheid is voor het veilig stallen van fietsen;
- het binnengaan van een inpandige fietsenstalling alleen lopend mag / kan;
- op het schoolplein niet mag worden gefietst.
Keurmerkinstituut Zoetermeer 079 363 7000 www.keurmerk.nl