Openbare waterspeelplaats De Watervallei, Capelle aan den IJssel
Tekst: Mark Bos
Alle schoolpleinen groen en beweegvriendelijk, in Apeldoorn zijn ze daarmee een eind op weg. Van de 92 schoolpleinen in de Gelderse stad heeft ruim de helft die stap gezet of is deze aan het maken. Van de overige schoolpleinen volgen de meeste in de komende vier jaar. Linda Hooijer en Richard Veldman van de gemeente vertellen hoe dit tot stand is gekomen, waar ze al doende tegenaan liepen, hoe ze daarmee omgingen en wat het oplevert. “Scholen zien gewoon wat spelen en bewegen op de schoolpleinen voor meerwaarde heeft.”
Als je kinderen gezond en veilig in de buurt wilt laten opgroeien en daarnaast ontmoeting in die buurt wilt stimuleren, dan is het schoolplein een logische vindplaats. Aan het woord is Linda Hooijer, vanaf het eerste uur betrokken bij het schoolpleinenproject in Apeldoorn. “Je kunt in heel veel projecten investeren, maar via schoolpleinen bereik je een substantieel deel van de kinderen in de stad, zeker als je die pleinen ook na schooltijd openstelt.”
Het schoolpleinenproject in Apeldoorn is een van de ongeveer dertig projecten die voortkomen uit het bredere programma Gezinsstad Apeldoorn. Dat heeft als doel het bevorderen van de kwaliteit voor gezinnen en kinderen in de stad. “Voor de pleinen wilden we een regeling maken: voor buitenonderwijs, voor het vergroten van speelmogelijkheden en ook voor klimaatadaptatie en hittestress. Met als voorwaarde dat de scholen openbaar toegankelijk zijn, om ook de buurt te betrekken. Vanuit het bredere programma hebben we hiervoor een subsidie aangevraagd en gekregen: 500.000 euro voor het eerste jaar en we berekenden dat we daar zes tot acht pleinen mee konden aanpakken. Later is die subsidie verruimd.”
Wanneer is een plein groen en beweegvriendelijk?
Richard Veldman werd projectleider en hij legt uit waaraan een Apeldoorns schoolplein moet voldoen om in aanmerking te komen voor de subsidie. “De kinderen moeten worden uitgedaagd met een speel- en beweegaanbod en daarnaast moet het plein klimaatbestendig zijn. Daarvoor bestaat ook nog een aparte subsidie, voor het afkoppelen van regenwater”, vertelt Veldman.
“Verder moet het plein in verbinding staan met de omgeving: bijvoorbeeld door rekening te houden met het halen en brengen van de kinderen, maar ook door het te laten aansluiten op de groenstructuur en door te zorgen voor het afvoeren van het regenwater in de omgeving.”
Een ander criterium is dat een school moet nadenken over duurzaamheid: zoals het hergebruiken van materiaal, op het plein zelf of elders. Als laatste punt voert Veldman educatie op. “Hoe maak je het plein onderdeel van het lesprogramma. Dat gaat verder dan alleen een buitenleslokaal, dat gaat onder andere ook over hoe je het plein bijvoorbeeld in je rekenprogramma kunt opnemen.”
De kunst om gewoon te beginnen en te doen en dan tussentijds de ruimte te nemen om het bij te stellen, dat heeft ons veel gebracht denk ik . - Linda Hooijer
‘Pas toe en leg uit-principe’
Om voor de subsidie in aanmerking te komen, gelden ook nog een paar randvoorwaarden: de school moet een participatietraject met docenten, kinderen en de omgeving doorlopen. Ook moet het plein van 8 tot 20 uur openbaar toegankelijk zijn en mag een plein voor maximaal 50 procent uit verharding bestaan.
“Als er daarbij echt een reden is om het anders te doen, hanteren we het ‘pas toe en leg uit-principe’: Bij een school voor speciaal onderwijs moesten de speeltoestellen ook voor jongeren in een rolstoel bereikbaar zijn bijvoorbeeld. Of omdat je in het kader van beweegvriendelijkheid op een basketbalveld een harde ondergrond nodig hebt. Maar over het algemeen weten de scholen een mooi evenwicht te vinden zodat het groen en beweegvriendelijk is.”
Scholen moeten daarnaast actief meedenken over het beheer, omdat natuurlijk spelen een andere manier van beheer vergt. “Kort door de bocht: dat is wat anders dan twee keer per jaar de haag snoeien en een keer langs het duikelrek lopen.
We merken na de eerste vijf jaar van dit project dat er intensiever onderhoud nodig is om de kwaliteit van de voorzieningen op peil te houden. Daarom hebben we dat ook in de subsidie opgenomen.”
Het plein was vaak een sluitpost en daarom werd er vaak voor een functioneel tegelplein gekozen. Je ziet nu gelukkig wel meer dat bij nieuwbouwprojecten het schoolplein integraal wordt meegenomen. - Richard Veldman
Via de koepels
Helemaal op nul hoefde de gemeente niet te beginnen bij de ambitie om alle pleinen aan te pakken. Voor 2019, bij de start van het subsidie, zijn zo’n 10 tot 15 procent van de scholen al vergroend. De gemeente was daarbij eveneens in de lead. Dat komt omdat bijna alle schoolpleinen kadastraal eigendom van de gemeente zijn, legt Veldman uit. De school beheert het plein en richt het zelf in.
Om met de subsidie het vergroeningstraject zo breed mogelijk in gang te zetten, zocht de gemeente contact met de onderwijskoepels. Apeldoorn kent er meerdere, maar via drie grote koepels is ongeveer tachtig procent van de scholen qua eigendom, beheer of exploitatie af te dekken. “Er was direct al veel belangstelling. Maar een schoolplein ontwerpen is geen corebusiness van een school. Dat doen ze vaak maar één keer. We hebben met de koepels het gesprek gevoerd over hoe we dit het beste konden aanpakken. Zij konden meedenken en voorsorteren”, vertelt Hooijer.
“Je merkt dat bij een aantal scholen het initiatief uit de koepels komt”, vult Veldman aan. “Die bieden hulp aan vanuit de ervaring die ze op hebben gedaan met het vergroenen en met het subsidietraject.” Die rol van de koepels was prettig, omdat Veldman en Hooijer wel merkten dat het schoolplein niet de hoogste prioriteit heeft zodra het budget van een school wordt verdeeld. “Zeker in het verleden zag je vaak dat bij een nieuw schoolgebouw het meeste geld gaat zitten in het gebouw en faciliteiten als ventilatie, verlichting en ICT-voorzieningen. Het plein was een sluitpost en daarom werd er vaak voor een functioneel tegelplein gekozen. Je ziet nu gelukkig wel meer dat bij nieuwbouwprojecten het schoolplein integraal wordt meegenomen. Dat die bewustwording bij gemeenten, scholen en koepels er meer is.”
Doen en leren
Het is sowieso een ontwikkelingsproces, zegt Hooijer. Voor de criteria van een groen en beweegvriendelijk plein liet Apeldoorn zich inspireren door de regeling van Amsterdam en legden ze contact met andere gemeenten. “Maar we hebben dat later zelf ook doorontwikkeld. De kunst om gewoon te beginnen en te doen en dan tussentijds de ruimte nemen om het bij te stellen, dat heeft ons wel veel gebracht denk ik.”
Veldman geeft een voorbeeld van zo’n doorontwikkeling, rond het meenemen in het ontwerp van het halen en brengen van kinderen. “Dat hadden we in een bijzin wel in de regeling opgenomen, maar we zagen dat er amper over werd nagedacht. Een ontwerper kijkt naar de grenzen van het plein, op wat daarbuiten gebeurt heeft hij geen invloed, is vaak de gedachte. Nu dwingen we schoolbestuurders om hier echt bij het ontwerp al over na te denken: hoe zorg je dat kinderen veilig naar school kunnen, hoe zorg je dat dit bij voorkeur met de fiets gebeurt en hoe voorkom je overlast voor de omgeving.”
Om de scholen te helpen het ontwerp ‘subsidieklaar’ te maken, heeft de gemeente vliegende brigades ingesteld. “Dat is de consultatieronde”, legt Veldman uit. “De beoordelingscommissie die de aanvragen toetst, bestaat onder andere uit een ontwerper, iemand van een klimaatteam et cetera. De scholen of de koepels kunnen vrijwillig in die consultatieronde de commissie vragen langs te komen en mee te kijken. Daar vloeien dan tips uit voort en dat leidt negen van de tien keer tot kwalitatief betere en goedkopere plannen.”
Drempels en leren
Apeldoorn is inmiddels veertig groene en beweegvriendelijke schoolpleinen rijker en twaalf worden er binnenkort opgeleverd. Dat moet de komende vier jaar worden uitgebreid naar alle Apeldoornse pleinen. Veldman: “Als ik de nieuwbouw niet meetel, blijven er twintig tot vijfentwintig pleinen over. Die willen we tussen 2024 en 2027 oppakken. Eerst door de scholen die in eerdere jaren net buiten de boot vielen aan bod laten komen. Er zit energie op, daarom willen we doorpakken en hebben we de pot uitgebreid.”
In die nieuwe ronde zitten ook de scholen die eerder drempels ervoeren en nog geen aanvraag deden. Veldman en Hooijer hebben door een tussentijdse evaluatie wel in beeld wat de mogelijke barrières voor die scholen zijn. “Dat zit hem deels in de cofinanciering. Scholen moeten 20 procent cofinanciering regelen, dat is zo’n 15.000 euro als je de volledige subsidie wilt”, licht Veldman toe.
Daarnaast is de organisatie soms een sta-in-de-weg: het organiseren van een participatietraject, het opstellen van een projectplan. “We kijken hoe we deze scholen kunnen ondersteunen, of we ze kunnen koppelen aan partijen die hen kunnen helpen. Iemand inhuren voor bijvoorbeeld het participatie- of ontwerpdeel is apart subsidiabel en veel scholen maken er ook gebruik van. Ook de koepels hebben nu al wel tien tot vijftien keer dit soort trajecten doorlopen en kunnen daar hulp bij bieden.”
Andere zaken die het enthousiasme temperen, kunnen de openbaarstelling zijn, waarbij de angst voor vandalisme een rol speelt. Of dat het niet bij het karakter van de school past dat kinderen ’s ochtends schoon op school komen en vies weer naar huis gaan. Het is ook wennen, zo’n groen schoolplein, is de ervaring van Hooijer. “Ik hoor ook wel van ouders die toezicht houden in de pauzes dat ze veel meer aan de bak moeten om het overzicht te hebben. Daar is niet iedereen positief over.”
het is altijd maatwerk, op een school met vierhonderd leerlingen en een klein schoolplein werkt het anders dan bij een school waar al een groot grasveld naast de school ligt. - Richard Veldman
Foto: Rob Voss
Het is altijd maatwerk
“Je ziet ook verschillen”, zegt Veldman. “Sommige koepels hebben ontwerpers die echt heel groen zijn en veel met modder en nauwelijks met tegels ontwerpen, behalve dan voor hergebruik. Andere ontwerpers gaan juist weer heel functioneel te werk en komen met wat minder ‘wilde’ plannen. Maar het is altijd maatwerk, op een school met vierhonderd leerlingen en een klein schoolplein werkt het anders dan bij een school waar al een groot grasveld naast ligt.”
De opgeleverde pleinen zijn allemaal anders, maar hebben ook overeenkomsten. Wat valt op? “Veel meer gebruik van zand, meestal met heuvels en speelelementen”, somt Veldman op. “Veel hout, ook als materiaal. En creatief hergebruik van 30x30 tegels, bijvoorbeeld als banken in buitenleslokalen. En ook hoe regenwater met goten op het plein zichtbaar wordt gemaakt. Het natuurlijk spelen, dat zie je uiteindelijk veel terug. Bij het voortgezet onderwijs ligt de nadruk meer op het ontmoeten, met zitgelegenheden in een groene en klimaatbestendige omgeving.”
Wat levert het op?
Kinderen spelen echt graag op de vernieuwde schoolpleinen, blijkt uit evaluaties. Hooijer hoort het ook terug van collega’s. “Ze spelen daarbij ook op pleinen van andere scholen. Het zijn echt hele leuke plekken geworden die verder gaan dan een stukje groen aanbrengen.”
“Kinderen gaan anders spelen. Van leerkrachten krijgen we terug dat er meer concentratie in de les is”, zegt Veldman. “Minder afval op de pleinen ook, waardoor het aantrekkelijker wordt. En vanuit klimaatadaptatie gezien: het verminderen van de belasting van het riool door veel dakoppervlak af te koppelen.”
Hooijer vult aan: “Er zijn minder speelattributen nodig in de pauzes, kinderen stuiven naar buiten en houden zichzelf bezig. Ze zijn ook socialer, zijn minder met zichzelf, maar juist samen met die omgeving bezig. Terwijl er daarnaast ook meer plekken zijn voor kinderen die de behoefte hebben zich wat meer terug te trekken.”
Wensen
Hooijer haalde het al aan, de ruimte om aan de slag te gaan, evalueren en waar nodig bijstellen levert veel op. Wat kan er nog beter? Veldman wil educatie nog meer een onderdeel maken van de pleinen en de scholen daar verder op uitdagen. IVN Natuureducatie ondersteunt daarbij.
Het beter betrekken van de buurt is een andere wens, een stokpaardje van Hooijer. “Dat gaat verder dan openstelling, je zou er nog meer doelgroepen actief naar toe kunnen halen”. Ze noemt dansgroepen en urban sports als freerunning. “Dat deel stroomt nog niet echt, bewoners voelen nog niet dat het schoolplein ook een buurtplein kan zijn. Daar valt nog wel winst te halen, bijvoorbeeld door een gastvrijere houding van de scholen.” Ze dubben of ze dat via opname in de criteria moeten stimuleren. Als maatregel maken gebiedsregisseurs die het sociale en fysieke domein koppelen sinds dit jaar deel uit van de vliegende brigades, net als beheerders openbare ruimte, die hun voelsprieten in de wijk uit hebben staan.
Op naar de honderd procent
Hooijer en Veldman hebben goede hoop dat Apeldoorn straks alleen nog maar groene schoolpleinen telt. “Je kunt eigenlijk niet achterblijven. Voor sommige scholen is het een intrinsieke motivatie als je ziet wat het met de kinderen doet en welke kwaliteit het brengt. En als de andere scholen in de buurt het gedaan hebben, dan wil je zelf toch ook? Je bent een stuk aantrekkelijker dan”, zegt Hooijer.
Veldman: “Scholen zien gewoon wat spelen en bewegen op de schoolpleinen voor meerwaarde heeft. En ook dat de vraag komt vanuit de ouders komt. Dus we gaan nu met tachtig procent van de energie op de laatste twintig procent van de scholen zitten. Daarom denk ik dat we heel dicht in de buurt van die honderd procent gaan komen.”