CFCI-netwerk strijdt voor de belangen van het kind in de stad
TEKST: Marian Schouten
Een kindvriendelijke gemeente. Daar is iedereen natuurlijk vóór. Maar dan komt de praktijk – en die blijkt weerbarstig. Want zoveel andere belangen strijden om aandacht, hebben vaak een luide stem en zijn beslist niet allemaal in het belang van het kind. Ziehier de bestaansreden van het Child Friendly Cities Initiative. We vroegen programmamanager Esther Vreeburg en kartrekker van het eerste uur Froukje Hajer naar het hoe en waarom van dit netwerk.
De start van Child Friendly Cities leest als een estafette van inspiratie. Die begon met het VN-Kinderrechtenverdrag, aangenomen in 1989. Daarna richtte UNICEF in 1996 Child Friendly Cities Initiative (CFCI) op, om gemeenten te helpen dit VN-Verdrag te vertalen naar beleid en praktijk. UNICEF richtte zich daarbij aanvankelijk vooral op ontwikkelingslanden. Jan van Gils van het Vlaamse Kind en Samenleving nam het initiatief om ook in Europa een Netwerk Kindvriendelijke Steden op te richten. De bijbehorende internationale conferentie in Brugge in 2002 inspireerde de Nederlandse delegatie om ook in ons land zo’n netwerk te starten. Froukje Hajer was er bij, destijds vanuit Jantje Beton, later vanuit Platform Ruimte voor de Jeugd: “We wilden een beweging beginnen waarin bestuurders, ambtenaren en uitvoerende jeugdorganisaties elkaar zouden kunnen vinden. En dat is gelukt. Elkaar inspireren en van elkaar leren, dat was en is de kern van het Child Friendly Cities netwerk dat we met elkaar in Nederland hebben opgebouwd.”
Laagdrempelig
Sinds maart 2022 is dit Nederlandse netwerk ondergebracht bij CFCI van UNICEF Nederland. Daarmee sluit ons land nu ook formeel aan bij het wereldwijde CFCI-netwerk. Wat blijft is het laagdrempelige karakter. “Je kunt je aanmelden voor de nieuwsbrief en ontvangt dan informatie over alle initiatieven rond kindvriendelijke gemeenten en uitnodigingen voor bijeenkomsten”, vertelt CFCI-programmamanager Esther Vreeburg. “Iedereen kan dus per direct aanhaken. We bereiken op die manier al zo’n 130 gemeenten, waarbij zich vaak meteen
medewerkers van meerdere afdelingen aanmelden. Ook professionals zijn welkom. Via dit netwerk verspreiden we voorbeelden, doen we suggesties voor samenwerkingspartners, bieden we een platform om ervaringen te delen en organiseren we – online en offline – themabijeenkomsten.”
Internationale erkenning
Gemeenten die een stap verder willen gaan, kunnen zich aanmelden voor het Child Friendly Cities Initiative-programma. “Daarin doorloop je als gemeente een internationaal vastgelegd traject dat leidt tot internationale erkenning als kindvriendelijke gemeente”, licht Esther Vreeburg toe. “Het traject begint met een situatie-analyse met behulp van een checklist. Daaruit komt een actieplan.
Een medewerker van UNICEF loopt in het hele traject mee als adviseur. De eerste lichting van drie gemeenten is nu een jaar bezig: Den Haag, Gooise Meren en St. Eustatius. We zien nu al resultaten, zoals meer samenwerking tussen gemeentelijke afdelingen en diensten, meer bewustzijn hoe je kinderen en jongeren kunt betrekken en beter zicht op blinde vlekken. Eind dit jaar – rond de Internationale dag van de Rechten van het Kind – start de tweede lichting.”
Samen op pad
Een onderdeel van het CFCI-netwerk is uitwisseling, soms online, soms op locatie. “Dat persoonlijke contact is zó inspirerend”, is de ervaring van Froukje Hajer. “Dat hebben we dan ook van het begin af aan gedaan. Samen op pad - lopend, op de fiets, in de bus – om elkaars gemeente te leren kennen en te beleven. Zo leer je elkaar ook persoonlijk kennen, wat het veel makkelijker maakt om bij elkaar te rade te gaan.” Die werkbezoeken gingen en gaan ook naar Vlaanderen. “De reisafstand is te overzien. En dat we dezelfde taal spreken, maakt het contact echt veel makkelijker”, aldus Esther Vreeburg. “Al blijf je elkaar soms misverstaan. Zo hebben we in Vlaanderen gewandeld en in Nederland gelopen.”
De nabijheid van de landen maakt het mogelijk om elkaar vaker te zien. Dat gebeurde dan ook in het recente uitwisselingsprogramma tussen Nederland en Vlaanderen, waarbij de circa 40 deelnemers (‘een bus vol’) elkaar in de loop van ruim een jaar meerdere malen hebben ontmoet. Een intensief en waardevol traject. Vreeburg: “In maart 2023 zijn we begonnen met een online kennismaking, in mei reisden we naar het Vlaamse Beringen en Turnhout. Het bezoek in Nederland was in september met excursies naar Apeldoorn, Zutphen en Varsselder. Na een online reflectiemoment in december (‘Wat heb je opgepakt, wat heb je nodig?’), volgde in mei 2024 de afsluiting in Gent.”
Kindvriendelijkheid leeft
Het centrale thema was ‘Jeugdvriendelijke leefbare buurten’. Wat zijn werkzame elementen van jeugdvriendelijke, leefbare buurten die uitnodigen tot bewegen, verbinden, inclusie en participatie? In beide landen vonden de deelnemers hiervoor inspiratie, waarbij naast de overeenkomsten ook de verschillen zichtbaar werden.
Wat opvalt is dat de CFC-beweging in Vlaanderen zo leeft. Froukje Hajer: “Daar heeft men enorm aan de weg getimmerd en al in de jaren ‘90 van de vorige eeuw een kindvriendelijkheidslabel opgezet, met behulp van het UNICEF-traject in andere landen. Een sterk systeem, waarbij tientallen Vlaamse gemeenten zijn aangesloten.” Binnen deze beweging zijn Gent en Turnhout weer voortrekkers. “Die gemeenten hebben een programmaregisseur kind- en jeugdvriendelijke stad die de belangen van kinderen en jongeren dwars door beleidsterreinen heen versterkt. Zij zorgen ervoor dat in elk beleidsdomein de kind- en jeugdbril wordt opgezet.”
‘Ik hoop ook dat we een beweging blijven van kindvriendelijke gemeenten, waarin een breed scala van spelers betrokken is. Als we echt ergens willen komen hebben we meerdere disciplines nodig en goede interdisciplinaire samenwerking’ - Froukje Hajer
Jeugdwerk verankerd
Wat is Froukje Hajer tijdens deze excursies verder opgevallen in Vlaanderen? “Dat er zoveel erfgoed is, ook industrieel, waar veel ruimte is voor experimenten met onder andere jongeren. Vergelijkbaar met de Nederlandse broedplaatsen. Maar terwijl in Nederland de laatste vrije stukjes worden volgebouwd, zijn er in Vlaanderen nog volop van zulke plekken.”
Een ander opvallend aspect is de wijze waarop het jeugdwerk in Vlaanderen is georganiseerd. Esther Vreeburg: “In Vlaanderen heeft men een breder beeld van wat je als samenleving wilt met je kinderen in hun vrije tijd. Het jeugdwerk is daar minder versnipperd dan in Nederland. Alle jeugd gaat bijvoorbeeld naar georganiseerde vakantieweken. Bij ons is dat veel meer geïndividualiseerd
en zie je dat kinderen naar hun eigen opvang gaan, ook in de vakantie.” Froukje Hajer vult aan: “In Vlaanderen is jeugdwerk structureel ingebed en verankerd in gemeentebeleid. De kracht en inzet van de gemeentemensen is groot. Jeugdvoorzieningen zijn vaak gemeentelijke voorzieningen. Overal zijn ‘jeugdwerkingen’ en ‘speeltuinwerkingen’. Veel medewerkers zijn in dienst van de gemeente of bij een vzw, de Vlaamse vorm van een stichting. In Nederland hangt veel meer af van inzet van bewoners.”
Actieve bewoners
Een voorbeeld In Nederland dat veel indruk maakte is de inclusieve speelplek in het Ettegerpark in Zutphen. Daar trokken ouders van kinderen met een beperking bij de gemeente aan de bel. Vanuit hun Stichting Spoenk droegen ze ideeën aan om van een nog in te richten parkje in een nieuwbouwbuurt een inclusieve speelplek te maken voor alle kinderen – ook kinderen met een beperking. De gemeente ging met de ouders en een ontwerper in gesprek en paste in goed overleg het oorspronkelijke plan aan. Tijdens het bezoek van de groep waren de betrokken ouders en hun kinderen aanwezig. Froukje Hajer: “We werden uitgenodigd om mee te spelen, zelf met een rolstoel van de hellingbaan te gaan. Zo hebben we echt ervaren waarom die speelplek er zo uitziet en wat kinderen er mee kunnen.”
Jongerenraad
Een ander hoogtepunt in Nederland was het bezoek aan de jongerenraad van Apeldoorn. “De gemeente Apeldoorn is een voorbeeld van een gemeente die z’n rol pakt in jongerenparticipatie”, aldus Froukje Hajer. “De communicatie met de jongeren is daar goed georganiseerd, met onder andere een actieve app-groep met ruim 60 deelnemers. We hebben met de jongeren samen gegeten en hadden veel tijd om in gesprek te gaan. Dit gesprek leidde tot een gezamenlijk manifest met suggesties voor een inclusieve buitenruimte.”
Werkgroep speelruimte-ambtenaren
Zo’n inspirerend uitwisselingsprogramma vraagt natuurlijk om een vervolg. Een directe vervolgactie is de oprichting van een werkgroep van speelruimte-ambtenaren bij Ruimte voor de Jeugd. “Zo blijven de Nederlandse deelnemers met elkaar in contact. Maar ook andere ambtenaren kunnen zich aansluiten”, aldus Froukje Hajer.
Bij UNICEF werkt men aan een vervolg van de uitwisseling. Esther Vreeburg: “De deelnemersgroep was zeer energiek. Aan het eind van het uitwisselingstraject hebben we gevraagd naar de wensen. We streven daarbij naar een evenwicht met de andere kinderrechtenthema’s. We zoeken een invalshoek waarbij we meerdere thema’s kunnen meenemen. Bijvoorbeeld armoede of klimaat.”
Breed scala van spelers
Froukje Hajer hoopt dat de uitwisselingen blijven doorgaan. “Die zijn zo inspirerend. Ik hoop ook dat we een beweging blijven. Een beweging van kindvriendelijke gemeenten, waarin een breed scala van spelers betrokken is. Als we echt ergens willen komen hebben we meerdere disciplines nodig en goede interdisciplinaire samenwerking.” En Esther Vreeburg: “Wij hopen dat we via het netwerk gemeenten en samenwerkingspartners kunnen inspireren om met Kinderrechten aan de slag te gaan. Samen kunnen we lokaal het verschil maken voor kinderen.”
‘Wij hopen dat we via het netwerk gemeenten en samenwerkingspartners kunnen inspireren om met Kinderrechten aan de slag te gaan. Samen kunnen we lokaal het verschil maken voor kinderen’- Esther Vreeburg
Naar aanleiding van het CFCI-uitwisselingsprogramma tussen Nederland en Vlaanderen is deze inspiratiebundel samengesteld, met veel praktische voorbeelden en handvatten voor lokaal bestuur, samenwerkingspartners en nationale overheden. Er is ook een inspiratievideo.