de vergeten doelgroep: Het voortgezet onderwijs:
Tekst: Peter Bekkering
Leerlingen gaan na de overgang van primair naar voortgezet onderwijs maar liefst 80 procent minder naar buiten om te bewegen gedurende de schooldag. Volgens Antoin Hoovers komt het omdat scholen, maar ook politiek en instanties te weinig écht in actie komen om de 12-18 jarigen meer in beweging te brengen. Daarom vraagt hij aandacht voor deze vergeten doelgroep.
Van de mariniers naar het onderwijs
Antoin Hoovers (40) heeft gezondheid, bewegen en sport altijd hoog in het vaandel gestaan. Na de middelbare school zat hij vier jaar bij de mariniers, waar hij zijn tweede grote passie ontdekte: het onderwijs. Via het CIOS en de Sportacademie kwam hij in augustus 2009 in het bewegingsonderwijs terecht. Inmiddels staat hij al bijna vijftien jaar enthousiast voor de klas bij het Segbroek College in Den Haag. “Dat is een TopSport Talent-school, wat betekent dat bewegen hoog in het vaandel staat.”
Vijf jaar geleden deed Hoovers een Master Sport & Beweeginnovatie op Papendal. Bij die gelegenheid moest hij met een vraagstuk komen over een probleem waar hij in zijn werk tegenaan liep. “Tijdens een studietrip naar Kopenhagen zag ik dat ze daar veel deden op het gebied van omgevingsinterventies bij het stimuleren van bewegen, zowel op school als in de stad. Ik vroeg me toen af waarom Nederland op dat gebied zo achterbleef. Ik heb er toen een masterscriptie over geschreven en ontdekte dat het een probleem was en hoe groot dat probleem was.”
Ontluisterende cijfers
Hoovers schetst een beeld: “We zien dat kinderen in Nederland, maar ook wereldwijd, te weinig bewegen. Daarbij zie je een dieptepunt tussen twaalf en achttien jaar. Dat heeft onder andere te maken met de overgang van primair onderwijs naar voortgezet onderwijs. Kinderen krijgen het drukker. Ze hebben minder tijd en haken mede daardoor vaak af bij hun club. Dit was deels vroeger ook al zo, maar tegenwoordig komt daar wat bij: autonomie en keuzevrijheid. Kinderen hebben niet altijd zin om op vaste tijden te trainen.”
'Tijdens het primair onderwijs gaat 87 procent tijdens lesvrije momenten naar buiten om te bewegen en te sporten. Op het voortgezet onderwijs is dat teruggelopen naar zeven procent!'
Het leidt tot ontluisterende cijfers. “Uit een groot onderzoek in Nederland blijkt dat tijdens het primair onderwijs 87 procent tijdens lesvrije momenten naar buiten gaat om te bewegen en te sporten. Op het voortgezet onderwijs is dat teruggelopen naar zeven procent! De meeste scholen, inclusief mijn ‘eigen’ school, halen die zeven procent overigens niet eens.”
Een belangrijke verklaring is volgens Hoovers de sociale norm: “Een gepensioneerde vrouwelijke collega vertelde dat op dat gebied niets is veranderd. Zij maakte ruim een halve eeuw geleden de overgang van primair naar voortgezet onderwijs. Zij en haar vriendinnen werden op de eerste dag uitgelachen met hun springtouw en binnen een paar dagen stopten ze er dan ook mee.”
En dat is jammer, aldus Hoovers: “Alle onderzoeken wijzen er namelijk op dat permanente sport- en beweegfaciliteiten in de eigen schoolomgeving leiden tot meer gebruik en meer beweegtijd en dragen bij aan een fijnere en vriendelijkere omgeving. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft ook niet voor niets in het Health promoting schools programma opgenomen dat een beweegvriendelijke schoolomgeving een van de pijlers is voor gezondheidsbeleid.”
Antoin Hoovers (links) bij de opening van het semiopenbaar beweegplein van het Segbroek College in april 2023. In het midden burgemeester Jan van Zanen, rechts rector Remco Vogel.
Niet op agenda bij voortgezet onderwijs
Hoovers ziet dat het onderwerp bij het voortgezet onderwijs nog niet hoog op de agenda staat. “Dat komt omdat ze denken: als we geen aandacht besteden aan een beweegvriendelijke schoolomgeving, wat is dan het probleem? Bovendien regeert vaak de waan van de dag. Daardoor is er geen borging bij dit onderwerp en is er niemand voor verantwoordelijk.”
En dat klopt niet, aldus Hoovers: “Scholen hebben namelijk ook op dat gebied een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Dat besef dringt nu heel langzaam door en daarbij probeer ik een voortrekkersrol te vervullen. De school is niet meer alleen het centrum voor kennisoverdracht zoals vroeger, maar het is een omgeving waarin je jonge mensen wilt stimuleren zich op een gezonde wijze te ontwikkelen. Daarbij gaat het om kennis maar ook zaken als mentale en fysieke gezondheid - goed welbevinden - en goed burgerschap.”
Om dat besef door te laten dringen, is er nog een lange weg te gaan. Hoovers: “Ik kaartte het probleem een paar jaar geleden aan bij de overkoepelende stichting van de school waarvoor ik werk, de Stichting Voortgezet Onderwijs Haaglanden (SVOH). Daar was de reactie van een van de bestuursleden: willen ze op het VO nog wel een wipkip op het schoolplein?”
Hoovers probeert daar op verschillende manieren verandering in aan te brengen. “Ik ben betrokken bij het nieuwe huisvestingsbeleid van de SVOH, een grote scholenorganisatie, voor de komende vijftien jaar. Daarin wil ik graag laten opnemen dat SVOH-scholen verplicht worden - als ze gaan verbouwen, ze hun omgeving gaan vernieuwen of als ze nieuwbouw gaan plegen - te borgen dat een percentage van het bedrag wordt besteed aan een beweegvriendelijke schoolomgeving. Op den duur hoop ik dat het via het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen wordt opgenomen als verplichting in een wet.”
Hoovers wil daarbij kijken naar het hele concept: “Dat betekent de fysieke inrichting, maar ook het betrekken van leerlingen en het optimaliseren van het gebruik. Daarnaast wordt het steeds belangrijker om het semiopenbaar te maken. Vrijwel alle subsidies stellen dat ook als harde eis.”
Beweegplein Segbroek College
Een inspirerend voorbeeld van hoe het kan, is het Segbroek College. “De school heeft samen met de SVOH, de wijk, de gemeente Den Haag, de provincie Zuid-Holland en een aantal fondsen een gaaf semiopenbaar beweegplein gerealiseerd.” De opening werd in april 2023 gedaan door de Haagse burgemeester Jan van Zanen. In een convenant tussen school, wijkberaad en gemeente is de juridische aansprakelijkheid geregeld en staan afspraken over onderhoud. Zo verzorgt de gemeente vier maal per jaar groot onderhoud. Hoovers is niet bang dat het beweegplein een hangplek wordt: “Ervaringen tonen aan dat een plek die nieuw en goed verlicht is en voorzien is van cameratoezicht, niet uitnodigt om een hangplek te worden.”
De gemeente Den Haag is met haar betrokkenheid een gunstige uitzondering. “Over het algemeen kijken gemeenten niet naar de voordelen op de lange termijn van zo’n plein. Daarnaast hebben veel gemeenten op dit punt ook niet de juiste expertise in huis. Het gevolg is dat oplossingen vaak blijven hangen op objectniveau, terwijl er niet wordt gekeken naar welke aspecten - bijvoorbeeld zitten, spelen, sporten en ontmoeten - voor welke doelgroepen belangrijk zijn.”
Advies voor scholen
Zelf is Hoovers op verschillende manieren met het probleem bezig. “Op de lange termijn wil ik het in Nederland borgen, op de korte termijn stel ik mijn expertise via mijn bedrijf The Funground (www.thefunground.nl ) beschikbaar voor scholen die een beweegvriendelijke schoolomgeving willen realiseren. Daarnaast adresseer ik het onderwerp door te spreken op vakbeurzen of interviews te geven aan vakbladen zoals BuitenSpelen & Bewegen.”
Hij heeft ook een advies voor scholen in het voortgezet onderwijs die ermee aan de slag willen: “Inventariseer wat je nu hebt en waar je naartoe wilt. Kijk daarbij naar de hele schoolomgeving - binnen en buiten - en kijk wat kan bijdragen aan het welbevinden van de leerlingen.” Daarnaast is het belangrijk om een voortrekker te hebben: “Ook op het Segbroek College was het niet tot stand gekomen als ik er niet was geweest. Dat komt mede omdat er in het onderwijs nog vaak traditioneel wordt gedacht. Zelfs gymleraren vroegen zich af of zo’n plein wel nodig was.”
'in het onderwijs wordt nog vaak traditioneel gedacht. Zelfs gymleraren vroegen zich af of zo’n beweegplein wel nodig was”
Ervaringen
Na bijna een jaar ziet Hoovers de effecten van het beweegplein op het Segbroek College. “Je ziet bijvoorbeeld dat het rustiger is in de kantine, omdat de leerlingen die echt beweging nodig hebben nu de optie hebben om dat te gaan doen. Het heeft ook geleid tot een andere sfeer in de wijk, omdat er ’s avonds regelmatig nog jongeren en ouderen aan het sporten zijn. Waar ik zelf het meest blij van word is dat groep acht leerlingen van basisscholen in de buurt dit nu gaan zien als standaard. De sociale norm verandert. En dat is precies waar ik op de lange termijn naartoe wil!”